Met jou wil ik er daarom graag even over spreken, want het bidden of spreken in een tong of taal van de Geest is niet vreemd aan het menszijn, is niet griezelig behoeft niet extatisch te zijn, zoals ik vaak van buitenstaanders te horen krijg. En buitenstaander maakt iemand zichzelf. Namelijk door zich er buiten te stellen. Bijvoorbeeld door dit verschijnsel verdacht te noemen of zelfs okkult, duister. Je hoeft je er helemaal niet buiten te voelen wanneer je de gave zelf (nog) niet ontvangen hebt. Want deze gave schenkt de Geest niet aan ieder lid van de gemeente, blijkens het getuigenis van Paulus.
„Want de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest;... en de ander allerlei tongen, en weer een ander vertolking van tongen." Je hoort het, de een deze gave en de ander die gave; en niet iedere gave aan iedereen. „,Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest. . . . Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen." Als je een gave niet hebt ontvangen, word je door de Geest niet buitengesloten: een ander ontvangt die gave dan tot welzijn van allen, ook van jou.
In het volgende hoofdstuk wil ik nog even op de gaven van de Geest terugkomen, omdat ze daar eigenlijk genoemd moeten worden. Hier bespreek ik alleen de gave van het spreken in tongen, omdat we het hier over bidden hebben. En spreken in tongen is bidden. „Want wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God." Of, zoals de Willibrord-vertaling het zegt: „Wie in vervoering spreekt, spreekt niet voor de mensen, maar voor God." In de Willibrord-vertaling worden overigens woorden gebruikt welke meer op een extatische benadering duiden: vervoering, geestverrukking enz.
Ik zei zojuist: spreken in tongen is bidden. Dat is het zeker in de eerste plaats. Maar soms kan het ruimer funktioneren. Namelijk om een taai-barrière te doorbreken. God kan het tongen-gebed soms gebruiken om iemand verstaanbaar te maken in een taalgebied waarin hij een volslagen vreemdeling is. Maar dat zijn uitzonderingen. Wij gaan hier ervan uit, dat we in het spreken in tongen te maken hebben met een vorm van gebed. Je vraagt je af, of het dan misschien een gebedsgave is voor die mensen die nog niet (goed) kunnen bidden? Want jij bidt misschien al zo lang. Waarom zou je nu ook nog eens in een voor jou onverstaanbare taal moeten bidden? Niets moet. Als jij er geen zin in hebt om God om deze gave te vragen, wie zal je er dan toe aanzetten? En God zal je er niet mee lastig vallen.
Een paar dingen vertel ik je erover, zodat je er in ieder geval over kunt nadenken en er misschien met de Heer over kunt spreken. Al eerder heb ik je verteld hoe ik zelf met deze gave van de Geest in aanraking ben gekomen (hoofdstuk 4). Nu zou ik je als mijn overtuiging willen zeggen, dat veel en veel meer christenen deze gave van de Geest zouden kunnen ontvangen, wanneer ze zich er maar naar zouden uitstrekken. Mag ik een aantal redenen noemen, waarom jij mogelijk nog nooit om deze gave hebt gebeden?
Reden nummer één: onbekendheid. Als je lid van een gemeente bent, waar één op de drie of misschien zelfs vijf op de zes leden deze gave kennen, dan sta je er anders voor dan wanneer jij misschien met geen mogelijkheid één lid van jouw gemeente zou kunnen noemen die deze gave kent.
Reden nummer twee: de theologie. Als je niets anders te horen krijgt dan dat de gaven van de Geest alleen bestemd waren voor de eerste eeuw, toen de kerk in opkomst was, waarom zou je je dan met die antikwiteit bezighouden? Maar ik vraag je: wie zijn het die deze theorie aanhangen? Niet die mensen die de gave kennen! Er zit ook een gevaarlijke redenering achter, welke toch zeker in rechtzinnige kringen moest worden ontmaskerd. Deze redenering: het na enkele eeuwen steeds meer op de achtergrond geraken van de gaven van de Geest wordt aan Gods bedoeling toegeschreven in plaats van aan menselijke verslapping. Waarom dat gevaarlijk is? Wel, straks, zeg maar in de 21e eeuw, komen de „christenen" er wellicht toe om te zeggen, dat God de gave van het geloof „kennelijk" alleen voor de eerste 20 eeuwen heeft bedoeld . . .
Reden nummer drie: je hebt in jouw gemeente horen vertellen dat het spreken in tongen okkult is. Maar ik moetje zeggen dat dat toch al te mal is. Dan zou Paulus de meest okkulte man van het nieuwe testament zijn, als hij zegt: ,,Ik dank God, dat ik meer dan gij allen in tongen spreek." Met het bidden en zingen in tongen wordt Jezus verheerlijkt en met okkulte zaken wordt uitsluitend de satan vereerd. Dit wil niet zeggen, dat het spreken in tongen niet ook in okkulte kringen kan voorkomen! Het spreken in andere tongen behoort tot wellicht onvermoede, maar aanwezige menselijke mogelijkheden, waar zowel de Geest van Christus als de boze geesten gebruik van kunnen maken. Wie er van die mogelijkheid als een gave gebruik gaat maken, Jezus of de duivel, is niet een kwestie van verrassing, maar van jouw eenvoudige keuze aan wie van deze twee jij je ter beschikking wilt stellen. Het is niet zonder zin, dat Paulus zijn verhaal over de gaven van de Geest inleidt met de volgende woorden. „Ten aanzien van de uitingen des geestes, broeders (en zusters), wil ik u niet onkundig laten. Gij weet, dat gij, toen gij nog heidenen waart, u blindelings naar de stomme afgoden liet heendrijven. Daarom maak ik u bekend, dat niemand, door de Geest Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeggen: Jezus is Here, dan door de Heilige Geest." Als jij je met tongengebed richt tot jouw Heiland, durft er geen demon in de buurt te komen! Het bidden in nieuwe tongen is dan ook een probaat middel om je de duivel van het lijf te houden. Naar mijn inzicht bedoelt Paulus het tongengebed, wanneer hij aan het eind van de beschrijving van de geestelijke wapenrusting in Efeze 6 zegt: „En bidt daarbij met aanhoudend bidden en smeken bij elke gelegenheid in de Geest ..."
Reden nummer vier: je bent er nog niet aan toe. Je bent bijvoorbeeld bang, dat deze gave van de Geest je zou verplichten tot meer dan je aan zou kunnen. Maak je niet benauwd, God legt geen gave van zijn Geest neer op jouw plankje van wettisch gedrag. Dat plankje moet eerst nog afgebroken worden. Misschien ben je ook niet nederig genoeg om deze gave te ontvangen, want het spreken of bidden in tongen vraagt om een overgegeven hart, dat niet alle touwtjes in eigen handen houdt. „Zie je wel", zegje nu, „daar was ik al bang voor; als je in tongen gaat bidden dan heb je de zaak niet meer onder kontrole; ik zal daar midden onder een kerkdienst ineens in tongen uitbarsten." Je verkijkt je al weer op je Heer. Hoe kan Paulus in vredesnaam zeggen dat gemeenteleden in de samenkomsten niet in tongen moeten spreken, namelijk wanneer er niemand is om het uit te leggen? Als een bidder in tongen geen kontrole over deze gave heeft, dan had Paulus zijn bezwaren in de hemel moeten inbrengen, en niet in de gemeente van Korinte! Nee, God overvalt je niet met deze gave. Hij wacht rustig totdat er in jou de nodige ruimte voor is ontstaan. Dat zal dan zijn wanneer jouw benauwde vragen zijn opgelost.
Reden nummer vijf: je hebt van het tongengebed een oneigenlijk gebruik horen maken. Je was ooit in een samenkomst, waarin het over bidden zou gaan en daar begonnen ineens twee oudere dames het bidden in tongen te demonstreren. Je schrok je dood, of je begon doodnuchter om je heen te kijken wat er nu weer voor zonderlings gebeurde. En je bent voorgoed genezen van je interesse in geestesgaven. Ja, dat spijt mij. Jou niet maar mij wel. Wat gebeurde daar dan? Wel, tongengebed leent zich niet voor demonstratie. Die dames bedoelen dat niet bewust als een demonstratie, maar onbewust dachten ze wellicht toch de Heer een handje te moeten helpen met die gewone stervelingen toch eens in aanraking te brengen met wat de Heer voor verder gevorderden in petto heeft. Een vleselijke basis voor een geestelijke zaak, zeg ik dan maar. Maar jij vraagt je af, hoe het dan in vredesnaam mogelijk is, dat zulke mensen onder zulke omstandigheden toch maar de Heilige Geest voor hun karretje kunnen spannen! Inderdaad, als het vlees er met de Geest vandoor gaat, blijft de Geest kennelijk langer op zo'n vleselijke rug zitten dan wij Hem zouden willen toestaan. Maar wat wil je? Gelukkig kan de Geest ontzettend veel vleselijks verdragen. Hoe hoog schat je je eigen kansen om niet Hem in aanraking te komen, wanneer dat niet het geval zou zijn? Jouw en mijn strijd tegen ons eigen vlees begint pas goed, wanneer de Heilige Geest ons leven begint te beheersen.
Ik noemde je vijf redenen waarom je misschien nog nooit om de gave van het bidden in nieuwe tongen hebt durven vragen. Wat bezielt mij? Zit ik je over te halen? Nee, ik denk niet dat ik daar veel kans voor heb. Wel wil ik je in het raam van onze ontdekkingstocht binnen Gods plan met je leven op deze goddelijke mogelijkheden wijzen. Als ik het niet deed, was ik geen goede gids. Waar we het in dit hoofdstuk over hebben dat is over de goede uitgangspunten voor het volgende hoofdstuk: hoe krijgt God zulk een toenemende invloed op jouw gedachten- en gevoelsleven, datje in je gewone dagelijkse leven een betere ambassadeur kunt worden van de belangen van zijn Koninkrijk in deze wereld. De gave van het bidden in nieuwe tongen kan daarbij een grondige hulp voor je worden.
Een achtergrond-hulp wel te verstaan. De gave zal zelden funktio-neren in een openlijk gebruik naar de naaste toe. Niet dat dat laatste uitgesloten is. Maar naar de ander toe gebruik je je verstand, zegt Paulus. Maar naar God toe kun je daarbij best (tegelijkertijd bijvoorbeeld) je geest gebruiken. Luister maar naar Paulus. „Indien ik bid in een tong, bidt mijn geest wel, maar mijn verstand blijft onvruchtbaar. Hoe staat het dan? Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand; ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand. Want anders, indien gij een zegen uitspreekt met uw geest, hoe zal iemand, die als toehoorder aanwezig is, op uw dankzegging zijn amen spreken? Hij weet immers niet, wat gij zegt. Want gij dankt wel goed, doch de ander wordt er niet door gesticht. Ik dank God, dat ik meer dan gij allen in tongen spreek; maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizend woorden in een tong."
Herken je Gods karakter in zulke uitspraken? God is zo liefdevol. Hij is de fijnste chef die je je maar kunt indenken. En je hebt Hem voor het uitkiezen!
Laat ik nu eens veronderstellen, dat jij er klaar voor bent om de gave te ontvangen. Je hebt alle voorbereidingen doorlopen en getroffen: de overgave aan Christus, de reiniging van je zonden, het verlangen om je in zijn dienst te stellen. Hoe gaat dat nu? Moetje nu gaan bidden om deze gave en dan maar wachten totdat ze over je komt? Waar blijft dan je eigen inbreng en je eigen verantwoordelijkheid? Nee, er zal een ogenblik komen, dat je gewoon ermee gaat beginnen. „Moet ik ermee beginnen?" vraag je mij verschrikt. ,,De Heilige Geest moet toch beginnen?" Daar heb je het nu weer. Je hebt nog steeds last van de ingewortelde gedachte dat God je uitschakelt zodra Hij met jou aan de gang gaat. Maar Hij schakelt je niet uit, Hij schakeltje in. Nergens komt dat misschien mooier tot uitdrukking dan bij het bidden in tongen. Hij begint zodra jij begint! Het voortbrengen van de nieuwe klanken is onderworpen aan jouw (overgegeven) wil. Het vormen van die klanken is onderworpen aan de Geest. De Geest zal de nieuwe taal vormen zodra jij die nieuwe taal begint uit te spreken. Hier doe je nieuwe ontdekkingen op Gods weg, waarop Hij je wil bewaren voor valse lijdelijkheid aan de ene kant (Hij moet het maar doen) en valse eigenwaan aan de andere kant (ik zal Hem een stapje vóór zijn).
Een wijze vrouw vertelde mij dat ze, toen ze de gave ontving, precies datgene deed wat ze in haar kinderjaren reeds gedaan had, wanneer ze met vriendinnetjes schooltje speelde. Ze sprak dan „Engels" op haar eigen manier. Nu ontdekte ze dat ze langs diezelfde weg „engelentaal" sprak.
„Hoe wist ze het verschil tussen dat „Engels" en die „engelentaal"? vraagje mij. Wel, het lijkt mij het verschil tussen psychisch gebrabbel dat je je vriendinnen aanbiedt en psychisch gebrabbel dat je de Heilige Geest aanbiedt! O, val me nu niet aan door te zeggen, dat ik alle psychisch gebrabbel voor tongentaai houd. Al zullen, in het geval van mijn zegs-vrouwe, de engelen misschien bij dat „Engels" op de punt van hun stoel hebben gezeten. Bij deze vrouw zat er een hele groei, ontwikkeling tussen die beide „talen". Een geestelijke groei, waarbij de ontknoping hierin bestond, dat ze bij het spreken in nieuwe tongen eenzelfde initiatief nam als bij het spreken van „Engels" in haar kinderjaren. Misschien zit de Heilige Geest bij jou „op de punt van zijn stoel". „Wie bidt er nu eigenlijk, wanneer ik in nieuwe tongen zou bidden" vraagje mij, „de Heilige Geest of ik?" Al doende zul je het zeker weten: jij bidt en het is een openbaring van de Geest. Je zult vol vreugde ontdekken hoe de Geest van Jezus van jouw tong en gaandeweg van je hele wezen meer en meer gebruik gaat maken, naar mate jij van zijn mogelijkheden meer en meer gebruik leert te maken. En als jij het niet door hebt, zal je omgeving het doorkrijgen. En waarschijnlijk is dat nog het beste.