In die tijd wist ik niet, dat de Here mij riep voor Zijn dienst. Ik wilde veel geld verdienen om dat aan de Here te geven. Ik had het plan opgevat om heel India door te trekken als ingenieur en veel geld te verdienen, om dat dan aan de Here te geven. De Here zei: "Ik wil je geld niet, maar Ik wil jou. " Ik dank God, dat ik op 4 oktober 1932 om half drie in de ochtend in Vancouver mijn leven volledig aan de Here gaf met de woorden: "Here, ik weet niet, hoe U mij zult kunnen gebruiken, maar ik ben bereid om door U te worden gebruikt. U mag mij overal heen-sturen. Ik zal gaan. "
De Heer zei mij drie dingen. Hij zei: "Doe afstand van al je aanspraken op eigendommen en landerijen in de Punjab en vertel nooit iemand rechtstreeks noch door een suggestie dat je iets nodig hebt. Wordt in de tweede plaats nooit lid van een zendingsgenootschap, ten derde: maak nooit je eigen plannen." Deze drie voorwaarden heb ik aanvaard en vanaf die dag begon de Here in die stad deuren te openen. Slechts eenmaal in mijn leven heb ik aantekeningen gemaakt van de boodschap, die ik ging doorgeven. Men had mij gevraagd om op een middelbare school te spreken en ik wilde niet, dat de middelbare scholieren mij zouden uitlachen. Daarom nam ik papier en potlood en bereidde de aantekeningen zorgvuldig voor. Het waren ongeveer twaalf bladzijden met aantekeningen. Ik ging er met een gerust hart heen, want ik wist, dat ik mijn boodschap goed had voorbereid. Ik begon mijn boodschap voor te lezen van het eerste en daarna van het tweede blaadje en zelfs het derde blad. Daarna sloeg ik het negende blad op. Hoe het gekomen is, weet ik niet meer, maar ik werd zo nerveus, dat ik de goede bladzijde niet meer kon vinden. Daarom stopte ik al de bladzijden in mijn zak en begon eenvoudig te spreken. Vanaf die dag maakte ik nooit aantekeningen voor het prediken. Van te voren bad ik: "O Here, maak mij leeg en neem al mijn gedachten weg en al mijn ideeën en geef mij Uw gedachten en Uw woorden. " Op scholen, in collegezalen en in andere samenkomsten, leerde Hij mij telkens wat ik zeggen moest, nadat ik had gebeden: "Here, neem mijn woorden weg en geef mij Uw woorden." Hij heeftmij nooit in de steek gelaten.
Door mijn naam hielden heel veel mensen mij voor een bekende prediker uit India en door dit misverstand nodigde men mij uit om te spreken. Als ik op hun uitnodiging inging en zij mij kwamen afhalen om mij naar de samenkomst te brengen, vroegen zij telkens: "Bent u Bakht Singh?" Als ik deze vraag bevestigend beantwoordde, zeiden zij, dat zij een lange man verwacht hadden met een wapperende jurk aan. Dat was hun indruk en zij beseften niet, dat ik niet wist waarover ik spreken moest en dat ik moest bidden: "Here, raak mijn lippen aan, raak mijn tong aan en geef mij Uw gedachten en Uw woorden." De Here heeft mij nooit in de steek gelaten .
Vancouver is een beroemde zeehaven. Ik had het voorrecht om het evangelie te verkondigen aan negers, Japanners, Chinezen, Italianen, Hongaren en anderen, want in die haven waren alle nationaliteiten vertegenwoordigd. Dat was niet mijn plan, maar Gods plan. Op deze manier liet Hij mijn honger naar zielen groeien.
Nadat ik veel tijd in gebed hierover had doorgebracht, sprak de Here: "Ik wil, dat je op 6 februari naar India vertrekt. " Ik ging naar het scheepvaart-bureau en vroeg of er op 6 februari een schip van Vancouver naar India vertrok. Dit bleek zo te zijn en de man, die mij hielp, schreef mijn naam op en zei, dat ik het reisgeld op de dag van vertrek mocht betalen. Vervolgens vertelde ik mijn vrienden, dat ik op 6 februari naar India zou vertrekken. Zij besloten meteen om op 4 februari een afscheidssamen-komst te houden.
Op de dag voor de samenkomst kwamen zij naar mij toe en vroegen Of ik geld voor mijn overtocht naar India had. Toen zij hoorden, dat ik geen geld had, maar geloofde, dat de Here genoeg had, zeiden zij, dat ik zoiets niet kon doen en zegden de afscheids-samenkomst af. Hierop zei ik, dat zij wel de af-scheidssamenkomst konden afzeggen, maar dat ik toch ging. De Heer had tot mij gesproken. Ik wist, dat Hij er voor zou zorgen, dat ik het geld voor de overtocht op tijd in mijn bezit zou hebben, maar zij wilden mij niet geloven en zegden de afscheids-samenkomst af. Twee dagen later ontving ik meer dan genoeg geld voor de overtocht en precies zoals de Here mij geopenbaard had, vertrok ik op 6 februari.
Op de reis, die volgde, gaf de Here me een heerlijke tijd in Vancouver, Yocohama, Tsjanghai, Hongkong en Singapore en ik merkte, dat Hij in al deze steden voor mij uit was gegaan en dat Hij daar voor vrienden gezorgd had. De Heer had gezorgd, dat er overal vrienden waren, zoals Hij beloofd had en ik proefde het woord, dat zegt: "Hij leidde hen met kundige hand" (Ps. 78:72).
Toen ik op 6 april 1933 in Bombay aankwam en ontdekte , dat ik van mijn vader en moeder niet mocht thuiskomen, omdat ik mijn geloof niet geheim wilde houden, begon ik mijn werk in Bombay. Ik zette mijn bagage in een hoek en begon in vele delen van de stad tractaatjes uit te delen. Hiermee was ik bezig van zonsopgang tot middernacht. Het gebeurde wel, dat iemand belangstelling toonde en vroeg: "Vindt u het goed als wij in dat hotel verder praten ?" Als wij daar dan verder spraken, werd mij soms een kop thee aangeboden en dan was dat mijn ontbijt, mijn lunch en mijn avondeten.
Zo bleef ik zeven weken in Bombay. Ik gaf overal tractaten uit en sprak met mensen. Als iemand belangstelling toonde, nodigde ik hem uit om onder de lantaarn aan de kant van de weg te komen en dan spraken wij daar soms verder tot twee uur in de morgen. Op deze wijze legde ik vanuit de schriften de weg van de verlossing uit aan hindoes en mohammedanen die voorbijkwamen. De straat was mijn huis en de lantaarnpaal was mijn licht. Daar hield ik mijn stille tijd. Toch waren dat zeer gelukkige dagen. Ik dank God voor al die dagen, waarin de Here Jezus Christus zo werkelijk en kostbaar voor mij werd.
Ik begon mijn werk in Karachi met 6 Annas. Van dat geld kocht ik twaalf evangeliën, die ik verkocht en van de opbrengst kocht ik er weer enkelen. Op deze manier bleef ik evangeliën kopen en verkopen. Als iemand iets over Christus wilde weten, nodigde ik hem uit onder een boom en vertelde hem alles over de Here Jezus Christus.
Op een dag liep ik over de markt en zag een jongeman naar mij toekomen. Ik trachtte hem aan te houden, maar hij wilde niet blijven staan. Hoe meer ik mijn best deed, des te harder ging hij lopen. Op het laatst zei hij: "Wat wil je van me?" Ik antwoordde: "Ik ben een christen en de Here heeft mij gered en ik wil je vertellen, hoe ik gered werd. " Hij zei: "Ik wil je geloof niet. Ik ben dit leven zat en ik ben van plan om zelfmoord te plegen door in de zee te springen." Hiertegen bracht ik in: "Best, maar waarom zou je niet tot morgen wachten. Een paar uur meer of minder zal ook niet veel verschil maken." Dit voorstel nam hij aan en ik nam hem mee naar een parkje, waar ik hem enkele verzen uit de bijbel voorlas. Hij zei, dat hij zich beter voelde en wel kon wachten tot de volgende dag. Hij wilde weten, of hij mij morgen weer kon ontmoeten en wij spraken af, dat wij elkaar in hetzelfde park zouden ontmoeten. Na het volgende gesprek zou hij zelfmoord plegen, maar na dit gesprek zei hij, dat hij niet langer verlangde een eind aan zijn leven te maken, maar hij wilde meer weten over de hemelse vreugde, waarover ik hem verteld had. Op deze merkwaardige wijze gaf de Here mij een ziel. Ik herinner mij een nacht, dat ik heel laat naar bed gegaan was. Het was ongeveer een uur in de morgen, toen ik ging liggen. Ik lag nog maar net in bed, toen ik een stem hoorde zeggen: "Sta op en ga naar buiten." Ik antwoordde, dat ik erg moe was, dat mijn benen zeer deden en dat ik mij erg slaperig voelde. De stem klonk opnieuw: "Sta op en ga naar buiten met een aantal tractaten in allerlei talen voor de kosmopolitische mensen van Karachi." Toen ik buiten kwam, zag ik twee jongemannen voor me lopen. Ik riep: 'Wacht eens even, ik moet u iets zeggen." Toen ik hen had ingehaald, vertelde ik hen, hoe de stem van God mij gezegd had om op te staan en naar buiten te gaan en hoe ik voelde, dat God mij tot hen gezonden had. Zij beaamden, dat het vast Gods stem was geweest, omdat het zo'n onaards uur was om buiten te zijn en zij vroegen mij om hen de boodschap over te brengen. Ik opende mijn bijbel en las een paar verzen met hen en vertelde van mijn bekering en gaf mijn getuigenis. Een van de mannen, Kukanni heette hij, zei: "Ik weet, dat God je voor mij gezonden heeft. Ik voelde mij erg ongelukkig en verlangde naar een bijbel. Zou u mij een bijbel kunnen geven?" Dat gebeurde en hij geloofde in de Here Jezus Christus. Wat was het een vreugde om in India deze zoekende zielen te vinden!
Na een gebed bemerkte ik, dat de Here wilde, dat ik naar een klein dorpje zou gaan, ongeveer 155 mijl van Karachi. Ik vroeg aan een vriend om mij te begeleiden en zo gingen wij samen op weg. In die provincie wordt de Sindhi taal gesproken, waarvan ik slechts enkele woorden uit de omgangstaal kende. Ik dacht er aan, dat er wel vele mohammedanen waren, die zowel het Sindhi als het Urdu kenden, en misschien zou ik iemand bereid vinden om mij te vertalen. Toen ik in het dorp aankwam, vroeg ik onmiddellijk, of er iemand was, die zowel het Sindhi als het Urdu kende. Men zei ons, dat er een mohammedaan was, die beide talen kende en toen wij bij zijn huis kwamen, hoorden wij, dat hij de vorige nacht gestorven was. Wij vroegen God wat wij moesten doen. Wij gingen samen naar de oever van de rivier, baden twee uur lang en onze kleren zaten vol zand. De Her e sprak tot mij: "Ik wil dat je spreekt in het Sindhi. " Ik zei: "Here, hoe kan ik in het Sindhi spreken? Ik ken maar enkele woorden." De Here zei: "Ga en spreek." Wij gingen het dorp in en er verzamelden zich een groep mensen. Ik vertelde hen, dat het me speet, dat ik hun taal niet goed sprak, maar de woorden kwamen en de gedachten kwamen en ik weet niet hoe. Wij konden merken, dat Gods bekwame hand ons leidde.