|
Bakht
Singh is opgegroeid in de Indiase Provincie Punjab. Hij werd opgevoed in
de godsdienst van de Sikhs. Ofschoon hij daar een zendingsschool bezocht
bleef hij vijandig ten opzichte van het Evangelie. In 1926 kwam hij naar
Engeland om daar aan de Technische Hogeschool te studeren. Gedurende
deze studietijd ontmoette Bakht Singh Jezus Christus en werd hij een
levende gelovige.
Na een afwezigheid van zeven jaar keerde hij naar India terug om er met
het evangelie te verkondigen. Sindsdien ontstonden er meer dan 300
gemeenten.
Bakht Singh heeft in 2000 zijn intrek genomen bij zijn Heer.
Open deuren
Bakht Singh krijgt in Canada, enkele jaren
na zijn bekering, duidelijke instructies.
In die tijd wist ik niet, dat de Here mij
riep voor Zijn dienst. Ik wilde veel geld verdienen om dat aan de Here
te geven. Ik had het plan opgevat om heel India door te trekken als
ingenieur en veel geld te verdienen, om dat dan aan de Here te geven. De
Here zei: "Ik wil je geld niet, maar Ik wil jou. " Ik dank God, dat ik
op 4 oktober 1932 om half drie in de ochtend in Vancouver mijn leven
volledig aan de Here gaf met de woorden: "Here, ik weet niet, hoe U mij
zult kunnen gebruiken, maar ik ben bereid om door U te worden gebruikt.
U mag mij overal heen-sturen. Ik zal gaan. "
De Heer zei mij drie dingen. Hij zei: "Doe
afstand van al je aanspraken op eigendommen en landerijen in de Punjab
en vertel nooit iemand rechtstreeks noch door een suggestie dat je iets
nodig hebt. Wordt in de tweede plaats nooit lid van een
zendingsgenootschap, ten derde: maak nooit je eigen plannen." Deze drie
voorwaarden heb ik aanvaard en vanaf die dag begon de Here in die stad
deuren te openen. Slechts eenmaal in mijn leven heb ik aantekeningen
gemaakt van de boodschap, die ik ging doorgeven. Men had mij gevraagd om
op een middelbare school te spreken en ik wilde niet, dat de middelbare
scholieren mij zouden uitlachen. Daarom nam ik papier en potlood en
bereidde de aantekeningen zorgvuldig voor. Het waren ongeveer twaalf
bladzijden met aantekeningen. Ik ging er met een gerust hart heen, want
ik wist, dat ik mijn boodschap goed had voorbereid. Ik begon mijn
boodschap voor te lezen van het eerste en daarna van het tweede blaadje
en zelfs het derde blad. Daarna sloeg ik het negende blad op. Hoe het
gekomen is, weet ik niet meer, maar ik werd zo nerveus, dat ik de goede
bladzijde niet meer kon vinden. Daarom
stopte ik al de bladzijden in
mijn zak en begon eenvoudig te spreken. Vanaf die dag maakte ik nooit
aantekeningen voor het prediken. Van te voren bad ik: "O Here, maak mij
leeg en neem al mijn gedachten weg en al mijn ideeën en geef mij Uw
gedachten en Uw woorden. " Op scholen, in collegezalen en in andere
samenkomsten, leerde Hij mij telkens wat ik zeggen moest, nadat ik had
gebeden: "Here, neem mijn woorden weg en geef mij Uw woorden." Hij
heeftmij nooit in de steek gelaten.
Door mijn naam hielden heel veel mensen
mij voor een bekende prediker uit India en door dit misverstand nodigde
men mij uit om te spreken. Als ik op hun uitnodiging inging en zij mij
kwamen afhalen om mij naar de samenkomst te brengen, vroegen zij
telkens: "Bent u Bakht Singh?" Als ik deze vraag bevestigend
beantwoordde, zeiden zij, dat zij een lange man verwacht hadden met een
wapperende jurk aan. Dat was hun indruk en zij beseften niet, dat ik
niet wist waarover ik spreken moest en dat ik moest bidden: "Here, raak
mijn lippen aan, raak mijn tong aan en geef mij Uw gedachten en Uw
woorden." De Here heeft mij nooit in de steek gelaten .
Vancouver is een beroemde zeehaven. Ik had
het voorrecht om het evangelie te verkondigen aan negers, Japanners,
Chinezen, Italianen, Hongaren en anderen, want in die haven waren alle
nationaliteiten vertegenwoordigd. Dat was niet mijn plan, maar Gods
plan. Op deze manier liet Hij mijn honger naar zielen groeien.
Nadat ik veel tijd in gebed hierover had
doorgebracht, sprak de Here: "Ik wil, dat je op 6 februari naar India
vertrekt. " Ik ging naar het scheepvaart-bureau en vroeg of er op 6
februari een schip van Vancouver naar India vertrok. Dit bleek zo te
zijn en de man, die mij hielp, schreef mijn naam op en zei, dat ik het
reisgeld op de dag van vertrek mocht betalen. Vervolgens vertelde ik
mijn vrienden, dat ik op 6 februari naar India zou vertrekken. Zij
besloten meteen om op 4 februari een afscheidssamenkomst te houden.
Op de dag voor de samenkomst kwamen zij
naar mij toe en vroegen Of ik geld voor mijn overtocht naar India had.
Toen zij hoorden, dat ik geen geld had, maar geloofde, dat de Here
genoeg had, zeiden zij, dat ik zoiets niet kon doen en zegden de
afscheidssamenkomst af. Hierop zei ik, dat zij wel de
afscheids-samenkomst konden afzeggen, maar dat ik toch ging. De Heer had
tot mij gesproken. Ik wist, dat Hij er voor zou zorgen, dat ik het geld
voor de overtocht op tijd in mijn bezit zou hebben, maar zij wilden mij
niet geloven en zegden de afscheidssamenkomst af. Twee dagen later
ontving ik meer dan genoeg geld voor de overtocht en precies zoals de
Here mij geopenbaard had, vertrok ik op 6 februari.
Op de reis, die volgde, gaf de Here me een
heerlijke tijd in Vancouver, Yocohama, Tsjanghai, Hongkong en Singapore
en ik merkte, dat Hij in al deze steden voor mij uit was gegaan en dat
Hij daar voor vrienden gezorgd had. De Heer had gezorgd, dat er overal
vrienden waren, zoals Hij beloofd had en ik proefde het woord, dat zegt:
"Hij leidde hen met kundige hand" (Ps. 78:72).
Dakloos in Bombay
Toen ik op 6 april 1933 in Bombay aankwam
en ontdekte , dat ik van mijn vader en moeder niet mocht thuiskomen,
omdat ik mijn geloof niet geheim wilde houden, begon ik mijn werk in
Bombay. Ik zette mijn bagage in een hoek en begon in vele delen van de
stad tractaatjes uit te delen. Hiermee was ik bezig van zonsopgang tot
middernacht. Het gebeurde wel, dat iemand belangstelling toonde en
vroeg: "Vindt u het goed als wij in dat hotel verder praten ?" Als wij
daar dan verder spraken, werd mij soms een kop thee aangeboden en dan
was dat mijn ontbijt, mijn lunch en mijn avondeten.
Zo bleef ik zeven weken in Bombay. Ik gaf
overal tractaten uit en sprak met mensen. Als iemand belangstelling
toonde, nodigde ik hem uit om onder de lantaarn aan de kant van de weg
te komen en dan spraken wij daar soms verder tot twee uur in de morgen.
Op deze wijze legde ik vanuit de schriften de weg van de verlossing uit
aan hindoes en mohammedanen die voorbijkwamen. De straat was mijn huis
en de lantaarnpaal was mijn licht. Daar hield ik mijn stille tijd. Toch
waren dat zeer gelukkige dagen. Ik dank God voor al die dagen, waarin de
Here Jezus Christus zo werkelijk en kostbaar voor mij werd.
Zielen winnen in Karachi
Ik begon mijn werk in Karachi met 6 Annas.
Van dat geld kocht ik twaalf evangeliën, die ik verkocht en van de
opbrengst kocht ik er weer enkelen. Op deze manier bleef ik evangeliën
kopen en verkopen. Als iemand iets over Christus wilde weten, nodigde ik
hem uit onder een boom en vertelde hem alles over de Here Jezus
Christus.
Op een dag liep ik over de markt en zag
een jongeman naar mij toekomen. Ik trachtte hem aan te houden, maar hij
wilde niet blijven staan. Hoe meer ik mijn best deed, des te harder ging
hij lopen.
Op het laatst zei hij: "Wat wil je van me?"
Ik antwoordde:
"Ik ben een christen en de Here heeft mij gered en ik wil je vertellen,
hoe ik gered werd. "
Hij zei: "Ik wil je geloof niet. Ik ben dit leven
zat en ik ben van plan om zelfmoord te plegen door in de zee te
springen."
Hiertegen bracht ik in: "Best, maar waarom zou je niet tot
morgen wachten. Een paar uur meer of minder zal ook niet veel verschil
maken."
Dit voorstel nam hij aan en ik nam hem mee naar een parkje, waar
ik hem enkele verzen uit de bijbel voorlas. Hij zei, dat hij zich beter
voelde en wel kon wachten tot de volgende dag. Hij wilde weten, of hij
mij morgen weer kon ontmoeten en wij spraken af, dat wij elkaar in
hetzelfde park zouden ontmoeten. Na het volgende gesprek zou hij
zelfmoord plegen, maar na dit gesprek zei hij, dat hij niet langer
verlangde een eind aan zijn leven te maken, maar hij wilde meer weten
over de hemelse vreugde, waarover ik hem verteld had. Op deze
merkwaardige wijze gaf de Here mij een ziel. Ik herinner mij een nacht,
dat ik heel laat naar bed gegaan was. Het was ongeveer een uur in de
morgen, toen ik ging liggen. Ik lag nog maar net in bed, toen ik een
stem hoorde zeggen: "Sta op en ga naar buiten." Ik antwoordde, dat ik
erg moe was, dat mijn benen zeer deden en dat ik mij erg slaperig
voelde. De stem klonk opnieuw: "Sta op en ga naar buiten met een aantal
tractaten in allerlei talen voor de kosmopolitische mensen van Karachi."
Toen ik buiten kwam, zag ik twee jongemannen voor me lopen. Ik riep:
'Wacht eens even, ik moet u iets zeggen." Toen ik hen had ingehaald,
vertelde ik hen, hoe de stem van God mij gezegd had om op te staan en
naar buiten te gaan en hoe ik voelde, dat God mij tot hen gezonden had.
Zij beaamden, dat het vast Gods stem was geweest, omdat het zo'n onaards
uur was om buiten te zijn en zij vroegen mij om hen de boodschap over te
brengen. Ik opende mijn bijbel en las een paar verzen met hen en
vertelde van mijn bekering en gaf mijn getuigenis. Een van de mannen,
Kukanni heette hij, zei: "Ik weet, dat God je voor mij gezonden heeft.
Ik voelde mij erg ongelukkig en verlangde naar een bijbel. Zou u mij een
bijbel kunnen geven?" Dat gebeurde en hij geloofde in de Here Jezus
Christus. Wat was het een vreugde om in India deze zoekende zielen te
vinden!
Reizen in Sind
Na een gebed bemerkte ik, dat de Here
wilde, dat ik naar een klein dorpje zou gaan, ongeveer 155 mijl van
Karachi. Ik vroeg aan een vriend om mij te begeleiden en zo gingen wij
samen op weg. In die provincie wordt de Sindhi taal gesproken, waarvan
ik slechts enkele woorden uit de omgangstaal kende. Ik dacht er aan, dat
er wel vele mohammedanen waren, die zowel het Sindhi als het Urdu
kenden, en misschien zou ik iemand bereid vinden om mij te vertalen.
Toen ik in het dorp aankwam, vroeg ik onmiddellijk, of er iemand was,
die zowel het Sindhi als het Urdu kende. Men zei ons, dat er een
mohammedaan was, die beide talen kende en toen wij bij zijn huis kwamen,
hoorden wij, dat hij de vorige nacht gestorven was. Wij vroegen God wat
wij moesten doen. Wij gingen samen naar de oever van de rivier, baden
twee uur lang en onze kleren zaten vol zand.
De Here sprak tot mij: "Ik
wil dat je spreekt in het Sindhi. "
Ik zei: "Here, hoe kan ik in het
Sindhi spreken? Ik ken maar enkele woorden."
De Here zei: "Ga en
spreek." Wij gingen het dorp in en er verzamelden zich een groep mensen.
Ik vertelde hen, dat het me speet, dat ik hun taal niet goed sprak, maar
de woorden kwamen en de gedachten kwamen en ik weet niet hoe. Wij konden
merken, dat Gods bekwame hand ons leidde.
|
In Zijn
liefdevolle handen
Nevenstaand
verhaal is een fragment uit het boek 'In Zijn liefdevolle handen' van
Bakht Singh. De gegevens:
|