|
De Wachtende Vader
Door Floyd McClungJr.
De eerste keer, dat Sawat op de bovenste verdieping van het hotel
kwam, was hij geschrokken. Dat het zó zou zijn had hij nooit gedacht. Elke
kamer had een raam dat uitkeek op de centrale hal, en achter elk raam zat
een meisje. Sommigen leken al iets ouder en lachten, maar de meesten waren
nog maar een jaar of twaalf, dertien, soms zelfs nóg jonger. Zij leken
nerveus, zelfs angstig.
Het was Sawats eerste stap in Bangkoks prostitutie-wereld. Het was
allemaal erg onschuldig begonnen, maar al snel werd hij erin opgeslokt en
meegesleurd als een stuk hout in een woeste rivier. Het was te
overweldigend voor hem, de onderstroom was te sterk.
Al snel verkocht hij opium aan de vaste klanten en 'gasten' in de
hotels. Hij zonk zelfs zo diep, dat hij daadwerkelijk betrokken was bij
het kopen en verkopen van meisjes, waarvan sommigen nog maar negen en tien
jaar oud waren. Het was weliswaar smerig werk, maar hij werd al spoedig
een van de meest belangrijke jonge 'zakenlieden'.
Sawat werd een centrale figuur in één van 's werelds grootste en meest
walgelijke handelsondernemingen: de Thaise sexindustrie. Volgens
schattingen eindigt tien procent van alle meisjes in Thailand in de
prostitutie. De bovenverdiepingen van de meeste hotels, evenals de
achterkamertjes van talloze bars, worden voor dit doel gebruikt. Hoewel de
Thaise koninklijke familie deze praktijken ten strengste afkeurt, verkopen
veel arme families op het platteland hun dochters om familieschulden te
kunnen afbetalen. Wat zal er met deze bange meisjes, nu tien jaar oud,
gebeuren als ze oud en 'onbruikbaar' geworden zijn?
Sawat was naar Bangkok gegaan om het saaie plattelandsleven te
ontvluchten. Hij verruilde het voor een opwindend leven en werd steeds
populairder naarmate het hem voorspoedig ging. Het kon hem niet schelen,
dat hij zijn familie te schande maakte en de naam van zijn vader onteerde.
Maar plotseling was het alsof de grond onder zijn voeten wegzonk. Hij werd
beroofd, en toen hij zich weer een weg terug naar de top wilde banen, werd
hij gearresteerd. Alles zat hem tegen. In de onderwereld werd gefluisterd
dat hij spioneerde voor de politie. Tenslotte moest hij zijn intrek nemen
in een krotje bij de vuilnisbelt. Terwijl hij daar zat, dacht hij aan zijn
familie en vooral aan zijn vader, een eenvoudig christen in een klein
dorpje in het zuiden, vlak bij de grens van Maleisië. Hij herinnerde zich
diens woorden bij het afscheid: 'Ik blijf op je wachten, zoon'. Zou zijn
vader nog stééds op hem wachten, na alles wat hij had gedaan? Nu hij de
naam van zijn familie door het slijk had gehaald? Zou hij nog thuis mogen
komen, nadat hij alles wat hij geleerd had over de liefde van God, in de
wind had geslagen? Het bericht, dat hij een leven leidde van misdaad en
zonde, was al lang doorgedrongen tot in het dorp.
Tenslotte nam hij een besluit.
'Beste vader,' schreef hij, 'ik wil thuis komen, maar ik weet niet of u
me nog wel wilt zien na alles wat ik gedaan heb. Ik heb diep gezondigd,
vader. Wilt u me alstublieft vergeven? Zaterdag neem ik de trein, die door
ons dorp rijdt. Als u nog steeds op mij wacht, bind dan een witte doek om
de boom die voor ons huis staat.'
Tijdens die treinrit dacht Sawat na over zijn slechte leven. Hij
besefte dat zijn vader elk recht had hem niet meer te willen zien. Wat
moest hij beginnen, als er géén witte doek om de boom gebonden was?
Toen de trein het dorp naderde, werd Sawat bijna misselijk van angst.
Tegenover hem zat een vriendelijke man, die merkte hoe zenuwachtig zijn
medepassagier was. Tenslotte kon Sawat de spanning niet langer verdragen.
Het verhaal kwam eruit in een stortvloed van woorden. Hij vertelde de man
alles. Toen de trein vaart minderde bij het binnenrijden van het dorp zei
Sawat: 'Ik durf niet te kijken. Stel dat mijn vader me niet meer wil zien!
Wilt ü voor me uitkijken naar de boom?'
Sawat boog voorover en begroef zijn gezicht in zijn handen. 'Ziet u al
iets? Het is het enige huis met een po-boom in de tuin!'
'Jongeman,' zei de vreemdeling, 'je vader heeft geen doek om de boom
gehangen... Kijk! Hij heeft de hele boom bedekt met witte doeken!'
Sawat keek op en kon zijn ogen nauwelijks geloven: de hele boom was
bedekt met stukjes wit doek, en in de tuin stond zijn oude vader te
springen en te zwaaien met een witte doek in zijn hand! Hij holde naast de
trein mee, en toen deze op het stationnetje tot stilstand was gekomen, nam
hij zijn zoon in zijn armen en omhelsde hem. Tranen van vreugde liepen hem
over de wangen. 'Ik heb op je gewacht!' riep hij uit.
Een man had twee zonen. Op een dag zei zijn jongste zoon tegen hem:
'Vader, ik wil nu mijn deel van de erfenis, in plaats van als u sterft.'
De vader stemde toe en verdeelde zijn rijkdommen tussen de twee zoons.
Een paar dagen later pakte de jongste zoon al zijn spullen in en ging
op reis naar een ver en vreemd land. Daar maakte hij al het geld op aan
feestjes en prostituees. Na een poosje was zijn geld op. Nu ontstond er in
dat land een grote hongersnood en de jongen begon honger te lijden.
Hij wist een plaatselijke boer ertoe over te halen, hem aan te nemen om
voor de varkens te zorgen. De jongen leed zo'n honger, dat zelfs de
schillen die hij moest voeren aan de varkens, er in zijn ogen smakelijk
uitzagen. Maar niemand bekommerde zich om hem.
Tenslotte zei hij tegen zichzelf: 'Thuis hebben zelfs de knechten eten
in overvloed en ik kom hier om van de honger. Ik ga terug naar het huis
van mijn vader en zal tegen hem zeggen: 'Vader, ik heb gezondigd tegen God
en u, en ik ben het niet langer waard uw zoon genoemd te worden. Neem mij
alstublieft als knecht in dienst.'
Zo ging hij op weg naar het huis van zijn vader. Deze zag hem in de
verte al aankomen en was vol bewogenheid. Hij holde zijn zoon tegemoet,
viel hem om de hals en kuste hem. 'Vader,' zei de zoon, 'ik heb gezondigd
tegen God en tegen u. Ik ben het niet langer waard uw zoon genoemd te
worden ...' Maar de vader liet hem niet eens uitspreken en riep tot de
knechten: 'Vlug! Haal de mooiste kleren die we in huis hebben, en geef hem
die. Geef hem een ring aan zijn vinger en een paar schoenen aan zijn
voeten. Slacht het kalf dat we hebben vetgemest; we gaan feestvieren. Want
mijn jongste zoon was dood en is weer levend geworden. Ik was hem kwijt en
heb hem weer terug!' En ze vierden een heerlijk feest. (Deze gelijkenis
vinden we in
Lukas 15:11- 24)
Wat schilderen deze twee verhalen een treffend beeld van God. Het
laatste verhaal staat bekend als de gelijkenis van 'de verloren zoon',
maar ik denk dat 'de wachtende vader een betere titel zou zijn.
|
Nevenstaand verhaal komt uit het boek 'Het Vaderhart
van God van Floyd McClungJr. De gegevens:
|