Probeer het met Jezus

Jackie Pullinger brengt het Evangelie bij de armen, drugsverslaafden, criminelen en prostituees in Hong Kong.
Onderstaand verhaal gaat over de ontmoeting met Ah Kei, de 'keizer onder de bendeleiders', met vele honderden mensen onder zich. Jackie Pullinger wil hem graag over Jezus vertellen. Ze ontmoet hem om kwart over twaalf 's nachts, bij een Chaiwanese straatkraam.

De fluorescentie-lampen wierpen hun poel van scherp licht in het zwart van de nacht. Ah Kei dook op uit de schaduwen in oorlogsstemming.
"Poon Siu Jeh," zei hij uitdagend, "als u mij kunt bekeren, geef ik u een duizendtal volgelingen." Hij genoot ervan mij aldus de handschoen toe te werpen; het was inderdaad alsof we ons daar voor een duel gereed maakten, zoals hij daar spottend stond met zijn zwartleren handschoenen aan.
"Ik kan u niet bekeren, Ah Kei," antwoordde ik. Het was duidelijk tot wie ik sprak, gezien de reacties vol ontzag van onze secondanten. "Als u in Jezus gelooft, is dat uw besluit. En u kunt ook uw sai lo's niet vertellen in Jezus te geloven; zij zullen voor zichzelf moeten beslissen."
Er stond ons een lange nacht te wachten. Ah Kei had geruchten gehoord over wat er in Chaiwan was gebeurd en als daar een opwekking ging plaatsvinden, wilde hij die onder controle hebben. Hij zette zich aan onze tafel en bestelde schotels en nog eens schotels met duur voedsel en drank. Hij strooide zijn mildheid rond door duidelijk iedereen om zich heen uit te nodigen om te eten. Hij wilde er duidelijk voor zorgen dat we allen wisten hoeveel honderden dollars hij uitgaf en hoe goedgeefs hij was. Zelf at hij niets en hij gaf er weinig om of ik wel of geen honger had; dit was zuiver machtsvertoon.
Ik liet hem foto's zien van Ah Mo, vlezig en gezond nu hij van de drugs af was. Ah Kei kende hem goed, daar zij vroeger samen drugs hadden verkocht. Het zette hem aan het nadenken en na de maaltijd nodigde hij mij uit hem te begeleiden naar een geheime bestemming waar hij mij iets wilde laten zien. We begonnen naar het bouwvallige gedeelte van de stad te lopen, waarvan hij de onderwereld beheerste. Hij droeg zijn regenjas over een schouder en wendde zich toen plotseling tot mij: "Poon Siu Jeh, kijk jij neer op drugsverslaafden?"
Ik vond dat een moeilijk te beantwoorden vraag zonder neerbuigend te lijken, behalve voor een christen.
"Nee, ik niet, Ah Kei. Want zij zijn de mensen voor wie Jezus naar de wereld kwam." "Ben jij bereid met een van hen vrienden te worden?" vroeg hij, en we wisten beiden op wie hij doelde.
"In feite bekritiseren de mensen in de Ommuurde Stad mij omdat ik eerder vrienden word met een verslaafde dan met iemand, die vindt dat zijn leven in orde is," antwoordde ik.
Tegen deze tijd waren we bij een onverlicht pad gekomen dat tussen de bouwvallige barakken door leidde. Wij liepen in stilte door tot Ah Kei aan de buitenzijde van een golfijzeren keet stopte. De duisternis buiten verried niets van het heldere licht binnen, en toen Ah Kei door het verduisteringsmateriaal heen schoof, staarde ik plotseling naar enige tientallen verraste gokkers. De deurwachter kwam op ons af - hoewel dit één van Ah Kei's eigen tenten was, waren ze kennelijk ongerust over de aanwezigheid van een vreemde westerse dame op dat tijdstip, drie uur 's ochtends. Ah Kei hief zijn hand op; er volgde een diepe stilte.
"Niet bang zijn," zei hij, "zij kijkt niet op ons neer, zij is een christen en zij komt ons over Jezus vertellen." Hij gaf mij toen het woord en nodigde mij uit te prediken.
Daarna nam hij me mee naar zijn opiumtent er vlak naast. Binnen in de tent zag ik een vreselijk schouwspel - er lagen kleine grijze en gele oude mannen op een laag platform, dat bedekt was met vuil en slijk. Er stonden halflege kopjes groene thee en grote kommen gevuld met smerig speeksel en ander bezinksel. De mannen lagen erbij als reusachtige steekvliegen, meer ledematen dan lichaam, en de helft van hen was buiten bewustzijn. De "weerman" die bij de deur zat, keek zeer gealarmeerd, tot Ah Kei sprak. Hij herhaalde wat hij eerder had gezegd: "Niet bang zijn. Zij kijkt niet op ons neer. Zij is een christen. Zij komt ons over Jezus vertellen."
Allen die zowaar nog bij bewustzijn waren, luisterden aandachtig naar wat ik te zeggen had en toen ik wegging, gaf ik hen een stapel van mijn Chinese Bijbels en vertalingen van Het Kruis in de Asfaltjungle.
Het spreken over Jezus in deze twee holen was op zichzelf al verbazingwekkend, maar nu werd Ah Kei een vastberaden evangelist; hij stond erop dat we samen meer van zijn rijk van drugs, ontucht en gokholen bezochten. We reisden van Chaiwan naar Skaukiwan en bezochten toen Lyemun, Kwun Tong, en Ngautaukok. Op elke plaats introduceerde hij mij als een christen; en iedere keer hoorden zij mij met respect aan. Het was een verbazingwekkende tocht door de verdorvenheid. Ik verspreidde overal Chinese Bijbels bij het weggaan.
In één van de tenten brachten ze een man naar me toe, die dubbelgevouwen lag van de pijn, zijn gezicht verwrongen van het lijden.
"Poon Siu Jeh, bent u een dokter - bent u een verpleegster - hebt u geld -kunt u hem naar het ziekenhuis brengen? Hij heeft helse pijn." Zij dachten dat iedere westerling of rijk, of medisch getraind was.
"Nee, ik ben geen dokter en geen verpleegster en ik heb geen geld om hem naar het ziekenhuis te brengen - maar ik zal je zeggen wat ik wel kan doen. Ik zal voor hem bidden," zei ik. Zij lachten een beetje spottend, maar stemden ermee in een kleine kamer voor ons te zoeken aan de achterkant, waar het rustig was. En toen stonden ze er nieuwsgierig bij te kijken wat ik ging doen "Ik bid voor hem op één voorwaarde," kondigde ik aan. "Niemand gaat lachen wanneer ik tot de levende God ga spreken." Complete stilte.
Ik legde de zieke man de handen op en bad voor hem in Jezus' naam. Zijn maag kwam onmiddellijk tot rust en hij stond met een verbaasd gezicht op. Hij was volkomen genezen. De anderen keken ook een beetje verbaasd; één van hen vroeg: "Is dit de levende God - Degeen over Wie je ons vertelde?" Zij begonnen tot geloof te komen, omdat zij door Zijn werken van kracht zagen Wie Jezus was.

Aan het einde van de nacht - vroeg in de ochtend - gaf ik Ah Kei een Bijbel en schreef erin: "Aan Ah Kei, mijn vriend; het is mijn gebed dat jij op een dag mijn broer zult zijn." Hij had inwendig misschien lachend gedacht: "Huh -broer? Kan ze lang hopen!" maar hij bedankte me beleefd - hij was nog steeds bezig met het uitdelen van gunsten. Hij was niet in het minst van plan erin te lezen en het was in feite toch al vreemd dat ik hem een Bijbel had gegeven, omdat ik wist wat een hekel zulke mannen aan lezen hadden.
De volgende drie maanden volgde ik Ah Kei overal heen. Hij had een vrouw en een gezin, maar ging in de regel slapen op de plek waar hij zich op dat uur van de nacht bevond - vaak in een trappenhuis. Op een nacht was hij zo onder invloed van de drugs, dat hij twee dagen lang beurtelings twee bladzijden las uit Het Kruis in de Asfaltjungle, twee bladzijden uit Ik zal nooit meer huilen en daarna zelfs twee bladzijden uit de Bijbel. Hij begon vertrouwen in mij te krijgen en vertelde mij hoe zeer het hem speet zo jong getrouwd te zijn - hij had reeds drie kinderen onder de vijfjaar. Mijn medegevoel ging eerder uit naar zijn vrouw, die zo'n jong gezin had en een man die nooit thuis kwam.
Soms sliep Ah Kei drie dagen achter elkaar. Dan weer sliep hij dagen achtereen helemaal niet. Tijdens zijn zuippartijen joeg hij er een fantastische hoeveelheid geld doorheen. De hele tijd werd hij door zijn bendeleden voorzien van drugs. God zei me op welke trap ik hem kon vinden en na een tijdje kreeg hij iedere keer wanneer ik hem vond een opgejaagde blik in zijn ogen. "Oh, niet jij weer, hoe wist jij trouwens waar ik was?"
Ondertussen had ik over heel Hong Kong een heel leger van mensen voor hem aan het bidden gezet; dit móest resultaat hebben. En dus op een dag, toen ik hem weer te pakken had, zei hij: "God heeft tot me gesproken."
"Hoe bedoel je, God heeft tot je gesproken?" vroeg ik nijdig. Ik was geërgerd omdat ik dacht dat hij grappig wilde zijn.
"Jazeker, God heeft tot me gesproken," hield hij aan. "Ik heb in de Bijbel gelezen, en daar staat dat Hij speciale genade geeft aan mensen als ik." Hij was bijna met zichzelf ingenomen vanwege deze "Speciale Genade".
"Wat bedoel je met Speciale Genade?" informeerde ik.
"Er staat in de Bijbel dat wanneer je het meest gezondigd hebt, je ook het meest vergeven wordt." Zijn stem klonk zo bevoorrecht dat ik er bijna jaloers op werd, maar hij was heel serieus over deze ontdekking en was gereed om deze Speciale Genade te vragen. Wij bevonden ons in een keet vlak naast de goktent waar hij me de eerste keer heen had geleid. Ah Kei ging op de vloer zitten en ik deed in die duisternis hetzelfde, in de hoop dat ik de kakkerlakken had ontweken. Voor het eerst baden we samen en Ah Kei vroeg Jezus zijn leven te nemen en van hem een nieuw mens te maken. Hij geloofde dat Jezus voor hem gestorven was, maar op dat moment had hij nog weinig besef van zonde en was nog steeds nogal trots op zijn verleden.
Ik haastte mij naar de andere kant van de haven naar Mei Foo waar Jean en Rick woonden. Ik wist dat zij verrukt zouden zijn Ah Kei te ontmoeten na zo lang voor hem gebeden te hebben en nog meer verheugd, dat hij een christen was geworden.
We hadden een feest, een grootse viering van Ah Kei's eerste geboortedag. Sarah, de Australische vriendin van de Willans, en hun dochter Suzy waren er ook en deelden in onze blijdschap. Gewoonlijk baden we op feesten en daar Ah Kei de gave van de Geest nog niet had ontvangen, vertelden we hem dat God deze kracht geeft aan allen die Hem volgen. We begonnen met z'n allen zoals we daar zaten samen in de Geest te bidden en toen hij dit hoorde, viel Ah Kei plotseling met een vreselijke plof naar voren op zijn knieën; nadien vertelde hij ons, dat hij, toen hij de tongentaai hoorde, neergeveld werd doordat hij zich bewust werd van zijn vroegere leven van roof, drugsverkoop en de verkoop van meisjes aan de wereld van prostitutie. Toen hij dit vreselijke besef van zijn eigen zonde kreeg, voelde hij, dat hij niet langer in de aanwezigheid van God kon zitten, hij moest knielen; en hij begon in tongen te bidden. Het was een bijna onmogelijk gezicht een Triade-baas op zijn knieën te zien; in de Chinese cultuur is het de meest slaafse van alle houdingen en een bendeleider verlaagde zichzelf voor niemand.
Terwijl hij in tongen bleef bidden, maakte Sydney, de papegaai van de Willans, zich triomfantelijk los uit zijn kooi en vloog door de kamer om op Ah Kei's hoofd neer te strijken. Nog tijden later was hij enigszins verward over duiven en de Heilige Geest, aangezien zijn duif een door de hemel gezonden papagaai was geweest. Diezelfde avond nog namen we een taxi naar een strand, waar Ah Kei door Rick in de zee gedoopt werd.
Gedurende de weken voor zijn bekering, toen ik hem leerde kennen, installeerden Ah Kei en ik ons soms tegen drie uur 's ochtends in een houten hutje om in de Bijbel te lezen. Hij vertelde me dat hij er geen haast mee wilde maken in Jezus te geloven, want als hij een huis te snel bouwde, zou het even snel weer in elkaar zakken. Maar in de nacht dat hij werd gedoopt, begon hij onmiddellijk orde op zaken te stellen in zijn leven. Voor het eerst sedert vele maanden ging hij terug naar zijn vrouw. Zij keek alsof ze graag wilde geloven dat Ah Kei was veranderd, maar ze had zo'n diep wantrouwen in haar man, dat ze bang was dat het allemaal vergeefse moeite zou blijken te zijn.
Ah Bing was zeven jaar geleden met Ah Kei getrouwd. Ze hadden elkaar op de slechtst denkbare wijze leren kennen; Ah Kei ontmoette haar op een feest en verleidde haar om haar als prostituee te verkopen. Hij werd echter verüefd op haar en besloot haar voor zichzelf te houden, hetgeen echter slechts tijdelijk in haar voordeel was. Jarenlange verwaarlozing devalueerde dit eens zo knappe meisje tot een zorgeloze sloddervos die hun kleine éénkamerwoning volkomen verwaarloosde.
In zekere zin had Ah Bing alle recht cynisch te zijn, want toen Ah Kei besloot zijn christelijke huis te bouwen, bleken de kosten inderdaad te hoog Hij deed niet alleen afstand van zijn leiderschap over de mannen en zijn enorme illegale inkomen - zonder een alternatieve bron van inkomsten om voor zijn gezin te zorgen - maar moest eveneens het feit onder ogen zien, dat hij van de drugs af moest komen.
Hij kwam niet van de drugs af en ik wist niet wat ik eraan moest doen Sommige verslaafden die christen werden, waren ogenblikkelijk bevrijd terwijl anderen gedurende de ontwenningsperiode naar het centrum van Pastor Chan gingen, waar er veel meer mogelijkheden voor nazorg waren. Ah Kei vroeg hier en in andere centra plaatsing aan, maar hem werd opname geweigerd omdat er geen plaats beschikbaar was. Wat kon ik verder nog tegen hem zeggen? "Ga bidden Ah Kei, en je zult op wonderlijke wijze van de drugs afkomen?'' Ik had tenslotte gezien hoe God dat deed en begreep niet waarom Hij het niet iedere keer deed. Ik zou kunnen zeggen: "Bid en misschien wordt het dan geleidelijk aan minder." Dat zou een compromis zijn. Ik kon het proberen met "Bid of God je misschien geld geeft voor je heroïne." Maar het was wel zeker dat God geen financiële steun gaf voor drugsverslaving.
Ook kon ik Ah Kei niet in mijn huis opnemen, want dat zat al vol met jongens die verondersteld werden al van de heroïne af te zijn, of officieel drugsvrij uit de gevangenis waren gekomen. Soms vroeg ik me wel eens af wat er zich in dat huis afspeelde - sommige inwoners konden zich erg vreemd gedragen - en ik wilde zeker geen drugsgebruiker openlijk tussen hen voegen. In plaats daarvan probeerde ik Ah Kei moed in te spreken met een zwak: "God zal het bewerken," in de hoop dat hij vroeg of laat in een ontwenningscentrum terecht zou komen.
Vlak voor Kerstmis werd ik om half vijf 's ochtends wakker van de telefoon. (Daar scheen altijd het midden van de nacht voor uitgekozen te worden.) Ik vond het nooit leuk als mijn stem klonk alsof ik net wakker was geworden - dit loste ik op door mijn keel te schrapen en een paar maal zo helder mogelijk "Goedemorgen - Goedemorgen!" te zeggen zodat, tegen de tijd dat ik de telefoon opnam, mijn stem klonk als een vogel bij dageraad. Ah Kei was niet in de stemming voor zo'n begroeting bij zonsopgang. Hij belde om vaarwel te zeggen.
"Bedankt, Poon Siu Jeh, bedankt voor alle gesprekken over Jezus van de afgelopen negen maanden, bedankt voor je zorg en je liefdevolle aandacht; maar mijn bendebroeders hebben al die tijd toch gelijk gehad. Mij kan niemand redden."
"Oh jawel, Ah Kei. Alles is mogelijk bij God." Ik meende het serieus, maar mijn woorden klonken zelfs in mijn eigen oren zwak.
"Het heeft geen zin. Ik kan geen christen meer zijn."
"Hoe bedoel je, je kunt geen christen meer zijn?"
"Ik kan het me niet veroorloven. Ik heb het leiden van de benden eraan gegeven en ik heb het beheer over de meisjes, het gokken en de drugshandel eraan gegeven. Nu heb ik niets meer over om van te leven. Ik kan het me niet veroorloven een christen te zijn. Heel erg bedankt, miss Poon, voor alles wat je hebt gedaan; ik zal je nooit vergeten, maar ik zal je niet meer terugzien. Het lukte gewoon niet."
Ik deed wanhopige pogingen hem van gedachten te laten veranderen. Ik sleepte er elk argument bij dat ik kon bedenken - ik speurde naar passende Bijbelteksten. We mochten hem niet verliezen. Als ik het gesprek aan de gang kon houden, zouden misschien alle moeilijkheden vanzelf verdwijnen. Maar Ah Kei's stem ging steeds harder en harder klinken, en hij was onmogelijk te bereiken. Hij was veel en veel koeler dan vóór hij christen werd en hij begon wreed en bitter te praten. Ik kon hem gelijktijdig een gesprek met iemand anders horen voeren aan de andere kant en toen zei hij, dat hij erop uit ging om Ah Chuen te zoeken om hem te vermoorden.
"Ah Kei, je kunt geen mensen vermoorden. Je bent een christen." Hij luisterde allang niet meer naar mijn pathetische tussenwerpingen. Hij was zwaar onder invloed van de heroïne en na nog woedend de inlichting te hebben gegeven dat hij binnenkort gedwongen zou zijn een paar maal een roof te plegen om wat geld bij elkaar te krijgen, hing hij op.
Ik staarde in de donkerte naar de telefoon. Ik kon werkelijk niet geloven wat ik had gehoord. Ik wilde het feit niet aanvaarden dat iemand die tot geloof in Christus was gekomen, een moord kon begaan. Ik belde vlug Jean en Rick op. Die wisten dat zowel ik als Ah Kei er een talent voor hadden om dramatisch te doen, maar al snel luisterden zij met diepe bezorgdheid.
"Jullie moeten uit je bed komen en in gebed gaan. Ik denk dat Ah Kei erop uit is iemand te vermoorden en dat hij een paar roofovervallen wil gaan plegen." Er waren niet veel mensen bij wie ik dit op dat uur van de nacht kon doen. De Willans baden.

Gedurende de gehele Kerstviering bleef ik wanhopig in gebed. Tijdens de Kerstliederen moest ik voortdurend huilen. "Blijdschap voor de wereld?' dacht ik treurig. "Mij lijkt het helemaal niet zo vreselijk vreugdevol." Omdat ik verdriet had over Ah Kei was ik ook een beetje kwaad op God.
"Heer, ik heb werkelijk geloofd dat U het antwoord was. Hoe is het mogelijk dat hij U kende en toch niet met U verder wilde? U hebt dan toch ook niet alles gedaan wat U eigenlijk had moeten doen, of wel soms? Ik bedoel, Ah Kei geloofde in U en anderen deden dat ook en moetje nou eens naar ze kijken. Er liggen een hoop verslaafden en geestelijk kreupelen overal op de straat die zo een smaad zijn voor Christus. De mensen zien hen en spotten: Wat een God - Hij begon een wonder, dat alleen niet lang geduurd heeft; het is even hard gegaan als gekomen.
Ik ging op zoek naar iedere christen die mij kon geruststellen dat wanneer Christus een goed werk in iemand begon, Hij het tot een goed einde zou brengen. Ik geloofde dat dat waar was, maar het leek er zeker niet naar dat God zich op dat moment aan Zijn gedeelte hield.
Enige dagen later verscheen Ah Kei in mijn deuropening. "Ik weet niet eens waarom ik gekomen ben - ik liep gewoon toevallig langs je flat – maar hoe dan ook, vaarwel."
"Een ogenblikje," zei ik, "hoe zit het met die roofovervallen?" "Tsja," zei Ah Kei nogal schaapachtig, "mijn vrouw had de kussenslopen al klaar liggen, die zouden we als kappen gebruiken voor de gewapende overval, met spleten erin om door te kijken. Toen we ons de eerste keer verzamelden, hoorden we dat iemand van mijn eigen bende de zaak verraden had. We konden dus niet verder. Bij de tweede keer zaten we met de messen gereed al in de wagen. We waren klaar om weg te rijden, maar die dag stond mijn hoofd niet naar een overval, dus gingen we niet."
Hij was evenmin in staat geweest Ah Chuen te vinden in de nacht dat hij me opbelde. Ik vond het nu tijd worden dat we iets positiefs deden met betrekking tot Ah Kei's toekomst.
"Juist," zei ik, "nu gaan wij de Willans opzoeken; je moet met ze praten. Het wordt tijd dat iemand jou zegt waar het op staat."
We verlieten de woning en onderweg kocht Ah Kei als cadeautje wat sinaasappels in roze papiertjes. Hij bood ze Jean en Rick aan en met elkaar zaten we aan voor de warme maaltijd. Zoals gewoonlijk was Jean buitengewoon gastvrij, maar ik kon merken dat zij meer en meer geërgerd raakte over de situatie dat een ware gelovige maar niet van de drugs af kwam.
"Heb jij soms problemen?" vroeg zij hem terwijl ik vertaalde.
"Oh nee hoor, geen problemen," zei hij luchtig om er aan toe te voegen: "nou ja, ééntje dan; ik ben nog steeds aan de heroïne."
"Toen wij in Indonesië waren en geen geld hadden," ging Jean vastberaden verder, "baden wij voor iets bepaalds en verscheen het eenvoudigweg voor onze voeten. Als je het werkelijk serieus meent met Jezus zal Hij alles doen wat je vraagt."
"Ik ben serieus," zei Ah Kei.
"Nou, zou je dan hier willen blijven om door de ontwenning van de heroïne heen te komen? vroeg Jean. Ik stond verbaasd; dit was wat ik had gehoopt en naar uitgekeken had, maar nooit had durven voorstellen, wetende hoe dierbaar de rust des huizes voor Jean was. Zij zelf was nooit van plan geweest dit te opperen, maar bezorgdheid over Ah Kei's toekomst en de Geest van God werkten samen om haar een uitnodiging te laten uitspreken die ook haar verbaasd deed staan.
"Dat doe ik," zei Ah Kei. Hij deed zijn jekker open, haalde er een aantal rode papieren pakjes heroïne uit en spoelde ze door de closetpot.
Vervolgens voerde Ah Kei enige dramatische handelingen uit; eerst gingen we terug naar zijn éénkamerwoning, waar hij de afgodsbeelden van zijn moeder naar beneden haalde en de kamer uit gooide. Toen stak hij zijn hand onder het bed en sleepte er een doos onder vandaan, waar een heroïnevoorraad voor weken in zat. Hij spoelde het allemaal door de w.c. terwijl wij toekeken. Ten slotte brachten wij hem terug naar de flat van de Willans in het Mei Foo-district waar hij in z'n bed klom.
Jean belde een christelijke dokter en vroeg wat er te verwachten viel met iemand, die tien jaar verslaafd was en dagelijks 100 dollar voor deze verslaving nodig had. De dokter zei dat Ah Kei zonder medicamenten vreselijke pijnen zou ondergaan, tezamen met rillingen, koorts, overgeven, diarree en intense maagkrampen. Verdere symptomen waren, dat hij over de grond zou rollen van de pijn en zo gewelddadig zou kunnen worden dat hij zijn helpers aan zou vallen. Hij adviseerde het haar niet, maar als zij erop stond haar handelwijze uit te voeren, zou hij langskomen en een plaatsvervangende drug, methadon, toedienen.
Met de woorden: "Wij proberen het met Jezus," sloeg Jean zijn aanbod af, en zo begon het experiment.

Ik bracht drie slapeloze nachten door bij Ah Kei; ik verwachtte alle voorspelde verschrikkelijke neveneffekten, maar hij sliep als een baby. Aan het einde van die drie dagen zag ik er afgetobt en onverzorgd en hij er geweldig uit. Als hij bij het wakker worden een zweem van pijn voelde, spoorden wij hem snel aan in tongen te bidden, waarna de pijn op wonderlijke wijze weer verdween. Nu wisten we zonder een spoor van twijfel dat het bidden in tongen het antwoord was voor een pijnloze ontwenningskuur van de drugs. Ah Kei kreeg nu ook zijn goede eetlust weer terug en bestelde boterhammen met kaas, die hij vraatzuchtig naar binnen werkte. Na vier dagen kwam Ah Kei's vrouw langs om hem op te zoeken. Ze probeerde hem over te halen naar huis te komen, daar hij genezen was. We gingen daar vastberaden tegenin; hij had nog steeds verzorging en een drugsvrije omgeving nodig. Gelukkig werd hij plotseling bevangen door ontwenningsverschijnselen, aanvallen van hevige kou gevolgd door enorme hittegevoelens. Aangezien Ah Kei al eerder zonder succes had geprobeerd van zijn drugsverslaving af te komen, wist hij hoe verschrikkelijk de pijnen konden zijn. Wij gingen allen weer in de Geest bidden om verlichting te verkrijgen en terwijl wij God aanbaden, verdwenen de pijnen. Weer had God hem bevrijd. Op de vijfde dag wist Ah Kei dat hij vrij was van heroïne, maar nog steeds wÜde hij erg graag roken; hij wilde de sigaretten niet opgeven. Rick hield aan, dat hij, als hij zichzelf niet ook uit de tabaksverslaving losmaakte, gewoon niet vrij was. Ah Kei was hier erg ongelukkig mee, en de zevende dag overreedde hij de Boeddhistische dienstbode van de Willans hem een aantal sigarettenfilters te geven. Bijna onmiddellijk voelde hij de pijnen die hij tijdens zijn ontwenningskuur had moeten voelen. We verdubbelden allen onze gebedsinspanning. En toen hij eenmaal bereid was om aan Ricks verzoek toe te geven, verdwenen de pijnen. Tijdens zijn gehele ontwenningsperiode en de paar maanden daarna pendelde ik heen en weer tussen mijn eigen huis en Mei Foo, omdat het wonder van Ah Kei's genezing zich herhaalde met verscheidene van zijn vrienden. Jean bracht Ah Kei naar het Hilton om zijn haar te laten knippen; daar liep hij zijn oude vriend Wahchai tegen het lijf, die hij jaren eerder in de criminele bedrijven had binnengeleid. Hij haalde hem over mee te komen naar de flat van de Willans en we hielden een geïmproviseerde samenkomst. Tijdens de samenkomst kreeg ik een boodschap in tongen, maar niemand gaf een uitleg. Zoals Paulus zegt, moet er, iedere keer wanneer iemand een boodschap in tongen heeft, een vertolking zijn; we wachtten en wachtten, maar niemand sprak. Eindelijk gaf Wahchai toe dat hij een vertolking had gekregen, maar bang was geweest om die uit te spreken; hij kon niet geloven dat God hem wilde gebruiken, omdat hij nog steeds aan de drugs was, ook al was hij onlangs bekeerd en had hij de gave van de Geest ontvangen. Terwijl hij ons de vertolking van mijn boodschap vertelde, begon hij onbedaarlijk te huilen. Daarna hoefden we slechts nog aan zijn bed te zitten, terwijl hij pijnloos door zijn ontwenningsperiode heenkwam; wanneer hij pijn had, begon hij in de Geest te bidden waarna hij zich meteen weer beter voelde, net als Ah Kei.
De volgende donderdagavondbidstond vroeg nog een andere jongen die Jezus had aangenomen, om de kracht van Christus om hem van zijn verslaving te bevrijden. Nadat de bidstond afgelopen was, stelde ik voor dat hij nog diezelfde nacht van de drugs af zou komen. Ondertussen was de flat van de Willans al vol, dus huurden we een kamer voor hem in één van de huurkazernes, die over het algemeen als bordeel gebruikt worden. Ik zat de hele nacht bij hem en bad. De volgende vier dagen kwamen andere jongens uit onze groep erbij zitten en baden met hem tot hij er totaal doorheen was. Dag en nacht baden we in ploegen om de beurt twee uur lang, waardoor we de eigenaars van het "hotel", die toch wel een geheel andere clientèle gewend waren, nogal in verwarring brachten. Toen hij weer helder was, ging hij een week in de flat van de Willans logeren om zijn herstel te voltooien.

Twee weken later besloot Ah Kei weg te gaan en een week in China door te brengen. Met een grote groep gingen we hem op het spoorwegstation uitzwaaien; toen hij aan de Chinese grens kwam wilden de Chinese veiligheidsagenten weten wie de mensen waren die hem hadden uitgezwaaid op het Kowloonstation. Hij antwoordde dat het een Amerikaan (Rick) was, en een Engels meisje (ik) en zijn Chinese vrienden. "Wie waren die westerlingen?" vroegen zij.
"Ah, zij zijn de mensen die mij over Jezus Christus hebben verteld," antwoordde hij opgewekt.
"Oké, geef dan antwoord op de volgende vraag," zeiden de bewakers, "wie zijn beter, Chinese mensen of westerlingen?"
Ah Kei antwoordde: "Nou, als Chinees denk ik uiteraard dat de .Chinezen beter zijn, maar deze westerlingen zijn christenen en zijn dus heel goed. In feite mag ik hen heel graag." Op dit punt onthulden de bewakers, die waarschijnlijk tot één of andere speciale veiligheidsafdeling behoorden, dat zij precies wisten wie Ah Kei was. Zij wisten dat hij vaak had geprobeerd drugs over de grens te smokkelen en dat hij een leider in de Triaden was.
"Waarom wil je dan deze keer geen drugs smokkelen?"vroegen zij. "Wie zijn die westerlingen; hoe zijn hun namen? Hoe ben je bij hen betrokken geraakt?" De ondervraging ging onvermurwbaar verder.
Ah Kei was volkomen openhartig tegenover zijn ondervragers. Hij legde uit dat hij van de heroïne afwas omdat de westerlingen hem over Jezus verteld en met hem gebeden hadden. Hij vertelde dat hij zijn Triade-benden had verlaten en zijn criminele aktiviteiten had opgegeven.
In plaats daarvan was hij in maart op een kantoor gaan werken. De veiligheidsagenten weigerden hem te geloven, zij zeiden dat hij onmogelijk van de drugs af kón zijn; omdat de Chinese opiumoorlogen hadden bewezen dat niemand uit het verslaafd-zijn kan loskomen. Ah Kei hield vol dat hij de laatste zes weken vrij van de drugs was geweest, en dat hij, nu hij in Jezus Christus geloofde, een nieuw mens was. De veiligheidsagenten vroegen of hij dit resultaat had bereikt met behulp van medicijnen. Hij verklaarde dat hij geen medicijnen had gebruikt; de hele kuur was verwezenlijkt met Jezus en de Bijbel. Hierop gingen bij de veiligheidsagenten de haren overeind staan en ze zeiden dat dit onmogelijk was; de westerlingen waren hem duidelijk aan het uitbuiten. Dit was voor Ah Kei het teken om enthousiast aan een uitvoerig en gedetailleerd getuigenis te beginnen van wat Christus voor hem had gedaan en bijna een uur was hij aan het woord; de veiligheidsagenten luisterden heel erg vriendelijk naar het nieuws en gaven hem toen toestemming de grens over te gaan naar China met zijn Bijbel bij zich. Toen hij in zijn dorp aankwam, ontdekte hij een christelijk Chinees meisje dat nog niet veel uit de Schriften wist, omdat zij nooit een Bijbel had gehad. Ah Kei gaf haar de zijne, en het Woord verspreidde zich.

Vanaf het moment dat Ah Kei een christen was geworden, begon hij het goede nieuws aan al zijn familieleden te vertellen, die het één voor één aannamen. Ah Bing's vader was zo blij met de verandering die hij zag bij zijn schoonzoon, dat ook hij een christen werd en met de Geest werd gedoopt. Het diner dat hij ons allen toen aanbood om dit te vieren was werkelijk onvergetelijk; kwarteleieren met repen kippeborst, rundvlees met champignons, gevulde gebraden eend, maïssoep, gesmoorde eendepoot met een ander soort champignons, gebraden varkenslapjes in zoete sojasaus, gestoomde vis, zoete pindasoep en pasteitjes. Na afloop stond de vader op en zei: „Eens was ik jong en nu ben ik oud, maar nooit eerder heb ik een slecht mens een goed mens zien worden.”

(Uit:  'Op Jacht naar de Draak', Jackie Pullinger, © Stichting De Goede Herder, Den Haag )