|
Het Lam van God vergadert de afgedwaalden
Door Phillip
Keller
4 Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze
smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door
God geslagene en verdrukte.
5 Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze
ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was
op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.
6 Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen
weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen.
7 Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond
niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap
dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.
(Jesaja
53:4-7)
Het zesde vers van dit koninklijke hoofdstuk is waarschijnlijk het
meest bekend. De weerklank ervan vinden we in het Nieuwe Testament en in
de hele kerkgeschiedenis. Toch staan maar weinigen stil bij de geweldige
implicaties ervan.
'Wij allen dwaalden als schapen.'
Wat wil het zeggen dat wij als schapen zijn? Wat is 'dwalen'?
De meeste mensen zouden diep beledigd zijn als zij de ware betekenis van
deze beeldspraak zouden begrijpen. In onze westerse cultuur nemen we
doorgaans blindelings aan dat schapen lieve, zachtaardige, onschuldige
dieren zijn die niemand kwaad doen, die niets anders doen dan maar wat
grazen in de weide. Ze zien er zo mooi uit met hun wollen vacht.
De harde waarheid is echter dat schapen alleen lief en aardig zijn in de
poëtische verbeelding van wie er op enige afstand naar kijkt, maar in
werkelijkheid juist helemaal niet.
Schapen zijn ontzettend stom en ongelooflijk koppig. Ze stinken. Ze
worden gauw ziek en zijn vatbaar voor allerlei parasieten en
besmettingen. Als bedeesde, hulpeloze en bange schepselen laten ze zich
blindelings voortleiden door hun kudde-instinct. Als ze aan hun lot
worden overgelaten zijn ze een plaag voor het land en vernietigen ze hun
omgeving. Als men niet op hen let zijn ze keihard voor elkaar. Ze hebben
een natuurlijke aanleg om af te dwalen en zich voortdurend in de nesten
te werken. Ze zijn een makkelijke prooi voor roofdieren. Ze zijn de
voortdurende zorg van hun eigenaars. Geen andere veesoort heeft zoveel
voortdurende zorg en intense aandacht nodig. Nee, schapen zijn van
zichzelf helemaal niet zo aantrekkelijk. Dus wij mensen ook niet!
In onze hoogmoed, onze arrogantie, ons opgeblazen intellectualisme
noemen we onszelf de 'homo sapiens', de weldenkende mens. In de
verblinding en de dwaasheid van onze eigen zogenaamde wijsheid menen we
dat wij het hoogtepunt van het evolutieproces zijn. We beweren dat het
kansspel van de evolutie ooit louter toevallig begonnen is en dat het
maar doorgaat, zonder enig plan of richtingsgevoel. In onze stompzinnige
onwetendheid en onze ongelooflijke verwording verkondigen we dat er geen
God is. Zonder blikken of blozen zeggen we dat we het product van louter
onbedoelde omstandigheden zijn, en dat we dus aan niets of niemand
verantwoording schuldig zijn voor wat we denken en doen. De mens zou
niet meer zijn dan een samenstelling van moleculen, die alleen maar
chemisch en fysisch reageert op impulsen van buitenaf. Iedereen zou zelf
mogen bepalen wat hij of zij doet, wat de gevolgen ook zijn. Wat van een
vroegere generatie gezegd werd, kan nog veel meer van de moderne mens
worden gezegd: 'Ieder deed wat goed is in eigen ogen.' Zijn we dan nog
verwonderd over de wanorde en de verwording in onze samenleving? Staan
we dan nog verbaasd dat Jesaja uitroept: 'Wij allen dwaalden als
schapen'?
(…)
Het klinkt misschien ongelooflijk, maar de taak om tussen God en de
afgedwaalde schapen een band van liefde en eenheid te scheppen, rust
volledig en uitsluitend op de schouders van het Lam van God. Hij komt om
de verloren schapen te zoeken, te verlossen en terug te brengen.
Onder de schaapherders van het Midden-Oosten was het van oudsher zo
dat de herder de afdwalende schapen altijd liet opsporen en terugbrengen
door zijn lievelingslam, iedere herder had een speciaal lam, dat hij
zelf grootbracht en dat hem bijna net zo lief was als zijn eigen
kinderen. Waar de herder ging, daar volgde het lievelingslam, als een
schaduw de zon. Waar hij liep, liep het lam. Waar hij ook ging, door
groene weiden, over steile hellingen of door onherbergzame gebieden,
telkens was het de taak van het lievelingslam om afdwalende schapen
veilig bij de kudde terug te brengen. Dat lam liep naar het verloren
schaap toe. Het ging naast hem lopen, samen met hem grazen, maakte
geluiden in zijn richting en probeerde hem zo te beïnvloeden dat hij op
den duur met hem mee ging, terug naar de herder. Aan het einde van de
dag, als de zon onderging achter de heuveltoppen in het westen, volgde
dit bijzondere lam precies de voetstappen van zijn meester en bracht zo
de dwalende schapen terug in de kooi. Het goddelijke lievelingslam, dat
de dwalende schapen terugbrengt bij de herder, is het Lam van God, Jezus
Christus. In welke benarde omstandigheden we ook terechtkomen en op
welke ontoegankelijke plaatsen we ons ook bevinden als gevolg van onze
eigenzinnigheid, Hij weet ons te vinden en duwt ons zachtjes maar
gedecideerd in de goede richting. In zijn liefde en bewogenheid zoekt
Hij ons op en roept Hij ons om met Hem mee te gaan, terug naar God,
terug naar de Vader, terug naar huis.
(Uit: Waar is het Lam?, symboliek en betekenis van het Lam Gods,
Phillip Keller, © 1997 Ark Boeken)
|
Nevenstaand verhaal is afkomstig uit het boek 'Waar
is het Lam? Symboliek en betekenis van het Lam Gods' van Phillip Keller. De gegevens van het boek:
|