|
Ook God wil zwak zijn
Geloven in Jezus betekent eigenlijk altijd zich blootgeven en
risico's lopen. Ondanks de schijn van het tegendeel is het alsof men
zich blootstelt aan het onbegrip van mensen, tot in het belachelijke toe
soms. Maar eerder nog betekent het zich overgeven aan Jezus en zijn
almacht. En ook voor Jezus is geloofd worden zich blootgeven aan de
mens. Jezus en de gelovige bevinden zich in het geloof samen op het
diepste punt van hun zwakheid. Daar ontmoeten ze elkaar en daar kan het
wonder gebeuren.
Het evangelie voert twee zo'n gelovigen ten tonele: een overste van
de synagoge, Jaïrus genaamd, wiens dochtertje elk ogenblik kan sterven
en een vrouw die sinds lang aan bloedvloeiing lijdt en die bij de
menselijke geneeskunde geen baat gevonden heeft (Mar. 5,21-43). Beiden
zullen het ongeloof en het hoongelach van de menigte moeten trotseren om
zich over te geven aan Jezus.
Eerst Jaïrus dan. Hij staat tegenover zijn vrienden die met eigen
ogen hebben gezien dat zijn dochtertje dood is en hem willen beletten
verder aan te dringen bij Jezus; ze gaan zelfs zo ver dat ze met hem
spotten wanneer Jezus beweert dat zijn dochtertje alleen maar slaapt.
En dan is er de vrouw. Hoeveel moed heeft het haar niet gekost zich
een weg te banen doorheen de mensenmassa, in de stille hoop heimelijk de
boord van Jezus' kleed te kunnen aanraken. En plotseling wordt ze
geconfronteerd met het ongeloof van de apostelen, die verbaasd zijn als
Jezus tussen de mensen iemand zoekt die Hem aangeraakt heeft: ‘Gij ziet
dat de menigte van alle kanten opdringt en Gij vraagt: wie heeft Hij
aangeraakt ?’ In het gedrang waren er heel wat mensen die Jezus
aangeraakt hadden, maar iemand had in het lichaam van Jezus een
genezende kracht opgewekt. Eén iemand in deze menigte had macht over
Jezus, omdat ze Hem aangeraakt had met geloof.
Tot Jaïrus zowel als tot de vrouw die aan bloedvloeiing leed, sprak
Jezus alleen maar over geloven in Hem. Niets is onwaarschijnlijk, niets
onmogelijk voor wie gelooft. Tot Jaïrus, die op het punt stond in mekaar
te storten toen hij de onherroepelijke dood van zijn dochtertje vernam,
zei Jezus alleen maar: ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’ En tot de
zieke vrouw, die zich schaamde omdat ze op heterdaad betrapt was op iets
wat nogal kinderachtig leek, zei Jezus: ‘Dochter, uw geloof heeft u
genezen.’ In eerste instantie ging het niet om Jezus' almacht, maar om
het geloof van Jaïrus. Evenmin ging het om de genezende kracht van
Jezus, maar om het geloof van deze zieke vrouw.
Niet dat Jezus niet almachtig was. Hij is het heel duidelijk wel,
maar nooit wendt Hij die almacht in zijn eigen voordeel aan. En Hij
maakt er evenmin gebruik van voor eigen genoegen, zoals een genezer zou
kunnen doen. Zijn almacht staat gewoon zondermeer ter beschikking van
wie Hem raken, van wie zijn hart treffen door in Hem te geloven: ‘Wees
niet bang, maar blijf geloven; uw geloof heeft u gered.’ Jezus is
almachtig, zeker, maar Hij is nog meer dan dat, Hij bezwijkt voor het
geloof van een man of een vrouw, Hij is o zo kwetsbaar door het
vertrouwen dat iemand in Hem stelt. Men zou kunnen zeggen dat Hij van
zijn almacht afziet omwille van de kracht van ons geloof.
Dat is juist het paradoxale van Gods liefde. Hij wil dat de plaats
van zijn almacht allereerst de plaats van zijn zwakheid is. Hij
aanvaardt dat elk mirakel voor Hem onmogelijk wordt waar ons geloof
verstek laat gaan. Ons geloof dat zijn vreugde betekent, is ook zijn
kracht. ‘Wees niet bang, maar blijf geloven.’ Alles is mogelijk voor wie
gelooft. Geloof is immers liefdevolle overgave, is vast vertrouwen zich
bemind te weten. Maar vooral is het, zoals bij Jezus, kracht in uiterste
zwakheid. Het is niet de mens die weet en die kan, die oordeelt en
veroordeelt.
Door te geloven wijkt de mens en geeft hij zich over, laat hij de
armen zakken en legt de wapens neer; met heel zijn lichaam en al zijn
bezit levert hij zich uit aan de liefde. De vreugde van de liefde is,
zoals Sint-Paulus zegt, de tijd die ons nog gegeven is te leven in het
geloof in de Zoon van God die ons eerst heeft bemind en die zich voor
ons heeft overgeleverd.
(Uit:
Genade in zwakheid: woorden van een abt
ter meditatie van André Louf, Uitgeverij Lannoo)
|
Nevenstaande overdenking komt uit het boek ‘Genade
in zwakheid’ van André Louf. De gegevens:
|