|
Alleen liefde kan zien
Hoe dichter men bij Jezus komt, des te moeilijker word het
Hem te herkennen. Dat gold bij uitstek zelfs voor zij tijdgenoten, al
zijn we misschien geneigd het tegendeel te geloven (Mar. 6,1-6). Zij
waren toch opgegroeid met Jezus, ze kenden zijn ouders, ze kenden zijn
goede maar ook zijn slechte kanten. Maar toch, hoe beter ze Jezus
kenden, hoe hoger de muur leek te zijn die hen belette Hem te herkennen.
Dit verbaasde Jezus trouwens evenmin: ‘Een profeet wordt overal
geëerd behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en in zijn eigen
kring.’ Moest dit inderdaad zo ? Moest Jezus' mens-zijn dan een scherm
oprichten tussen ons en zijn goddelijkheid? Moest Jezus’ lichaam dan
misschien ondoorschijnendzijn voor de glorie van de Zoon van God ?
Hoegenaamd niet, het Nieuwe Testament wijst er ons trouwens op dat de
mensheid van Jezus het merkteken van het goddelijke droeg, de
‘schittering van de glorie’ van God. Drie apostelen waren aanwezig op de
berg Tabor waar Jezus lichamelijk aan hen verscheen, stralend van
goddelijk licht, waardoor zijn goddelijkheid zo oplichtte dat ze angstig
en volkomen in de war waren. Neen, God werd mens in Jezus opdat allen
God zouden herkennen en zien door Hem. Hij kon het moeilijk duidelijker
zeggen: ‘Wie mij ziet, ziet de Vader.’
Hoe komt het dan dat sommigen - en meestal wie Hem zeer nabij waren -
blind bleven voor Jezus? En waarom herkenden anderen Hem zonder
aarzelen - de vreemdelingen of de heidenen ? Deze vraag houdt ons
vandaag bezig omdat de Kerk blijft beweren dat Jezus verrezen is en dat
we nog steeds de grootste moeite hebben om Hem te herkennen als een God
die leeft onder ons.
Jezus zelf heeft geantwoord: ‘Hij stond verwonderd over hun
ongeloof.’ Het onderscheid tussen wie ziet en niet ligt in het geloof;
het licht dat de sluier van het lichaam van Jezus doorbreekt en dit
doorzichtig maakt voor de glorie van God, is ons geloof. ‘Gelooft en gij
zult Gods heerlijkheid zien’, zal Hij tot Maria zeggen bij het graf van
haar broer Lazarus.
Zolang we de gave van het geloof nog niet in zijn volheid ontvangen
hebben, gaat het niet om de nabijheid van Jezus in tijd of ruimte, en
evenmin om het feit of we tot zijn naaste verwanten behoren, noch om
kennis of vaardigheid. De muur blijft de muur, onze verblinding blijft
en zal nog erger worden.
Daar kunnen wij niets aan veranderen. Geen enkele inspanning van
onszelf en ook niet onze goede wil kunnen ons de gave van het geloof
verschaffen: ‘Niemand kan tot Mij komen, als de Vader die Mij zond, hem
niet trekt,’ zegt Jezus. We kunnen Hem maar herkennen als deze
mysterieuze aantrekkingskracht in werking treedt, als de Vader ons
uitkiest zodat zijn Zoon door ons herkend kan worden. En deze
aantrekkingskracht is een zaak van de liefde, deze keuze is een
liefdesuitverkiezing en de sluier die Jezus’ gezicht bedekt, kan maar
opgelicht of weggenomen worden door de liefde.
Dat zoveel mensen Jezus niet of niet meer herkennen, hoeft ons niet
te verwonderen, evenmin als de twijfels die ons vaak belagen en die ons
geloof lijken te bedreigen. want alleen de heilige Geest kan het geloof
uitspreken dat we ontvingen bij ons doopsel, alleen Hij kan in ons
bidden zoals het hoort. Het volstaat dat we ons laten grijpen door het
gebed van de heilige Geest in het diepste van ons hart. Dat is de roep
van ons geloof die uit ons opstijgt: ‘Heer Jezus, naar wie zouden wij
gaan, Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven. Heer Jezus, ik geloof,
kom mijn ongeloof te hulp.’
(Uit:
Genade in zwakheid: woorden van een abt
ter meditatie, André Louf, Uitgeverij Lannoo)
|
Nevenstaande overdenking is een fragment uit het boek 'Genade
in zwakheid' van André Louf. De gegevens:
|
Nieuwsbrief
Als je op de hoogte gebracht wilt worden van
nieuwe artikelen, audio en andere wijzigingen, kun je je naam en
e-mailadres aan de verzendlijst van de nieuwsbrief toevoegen met
onderstaand formulier:
Afmelden is net zo eenvoudig: klik
hier voor het
formulier.
Klik
hier
voor de laatste nieuwsbrief.
|
"Wat wij ook proberen te
realiseren, met al onze goede wil en inspanningen, uiteindelijk is alles
genade. Met de jaren ben ik daar meer en meer van overtuigd geraakt.
Daarom heb ik er ook een boek over geschreven:
Met Gods genade. De genade kan veel
meer dan ik met de beste wil van de wereld zou kunnen presteren. Ik heb
dat gemerkt in mijn eigen dagelijkse leven. De moeilijkheden, de
bekoringen en de tegenspoed van het leven probeerde ik zelf op te
lossen, als een overste. Maar de genade kan veel meer en komt op tijd en
stond tussen.
|