|
Geroepen om bemind te worden
Antoine
Bodar. Onze
broer in Christus. God heeft hem geroepen. En God heeft hem een plaats
gegeven. Een plek aan de voeten van Jezus. Gekozen voor het beste deel.
Het deel dat hem niet zal worden afgenomen (Luk.
10:42).
Antoine Bodar: geroepen om bemind te worden!
We citeren graag uit zijn boek ‘Wandelen met de Heer’:
“Wie is geroepen tot priester? Wie mag de berg des Heren bestijgen en
betreden Zijn heilige stede? Hij die rein is van handen en zuiver van
hart, die zijn ziel niet opheft tot ijdelheid en niet bedriegelijk
zweert (cf.
Ps 25,3-4).
Zijn mijn handen rein, mijn hart zuiver, mijn ziel zonder bedrog? Maar
het is God die kiest en roept. Ik heb Zijn keuze slechts gevolgd. De
Kerk heeft mijn roeping bekrachtigd. De bisschop heeft me de handen
opgelegd.
De Heer heeft mij eerder gewenkt. Reeds in mijn kinderjaren. Ik heb toen
ook geprobeerd te antwoorden. Had ik toen definitief geantwoord, zou
hier dan geen priester voor u staan met reiner handen en zuiverder hart
in plaats van degene die nu voor u staat, wiens levensgeschiedenis is
gevorderd, die het leven in menig opzicht heeft ondergaan?
Ik belijd de oude mens van mijn vroeger gedrag te hebben afgelegd, om de
nieuwe mens aan te trekken die wil leven uit Christus in gerechtigheid
en heiligheid (cf.
Ef 4,22-24). Toch blijft mijn verantwoordelijkheid
voor de oude mens, behoudt mijn karakter zijn donkere zijden en sterft
de oude mens in mij pas echt met de dood - en, naar Franciscus van Sales
weet, een kwartier nadien. Ik ben mij bewust van mijn onwaardigheid,
maar zal mij in geloof en liefde oefenen en gerechtigheid en heiligheid.
Dit is de ene zijde van mijn belijdenis. Er is een tweede. In de
priesterwij ding ben ik geworden, waartoe ik ben geboren. De weg erheen
was smal, soms onbegaanbaar, vooral lang. Langzaam heeft Christus mij
die weg naar boven doen op- gaan. Die weg naar boven bleek de weg naar
binnen. Waar is Hij? Waar wordt de waarheid geproefd, vraagt Augustinus
zich af (cf. Confesstones IV,xii,i8) en hij antwoordt: Binnenin het hart
is Hij. Keer terug naar het hart. Sta bij Hem en gij zult staande
blijven. Vind uw rust in Hem en gij zult rustig zijn.
Wat is mij dus overgebleven dan die stem van de zachte stilte (cf.
1 Kon 19,12) te volgen - niet alleen uit de zekerheid dat ik word geroepen,
maar ook omdat het priesterschap mijn enige wijze van leven met Christus
blijkt te zijn. Ik kon dus niet anders dan Zijn priester worden. Wat ik
heb opgegeven, is niets vergeleken bij hetgeen ik heb gekregen. Ik heb
de jaren en maanden en weken en dagen voor mijn priesterwijding geteld.
Hij, de Heer, is innerlijker dan mijn diepste innerlijk en hoger dan
mijn hoogste hoogte. Ik weet nu dat ik Hem te weinig liefheb, indien ik
iemand of iets zou liefhebben naast Hem in plaats van om Zijnentwil, om
Hem. Aldus nog eens Augustinus (cf.Confessiones III,vi,ii.X,xxix,4o) en
ik met hem. Alleen uit mijn liefdesverbintenis met Christus komt nog
mijn liefde voor de mensen voort. Zijn liefdesgebod zal ik pogen
gestalte te geven in dienstbaarheid.
Zo zal ik mij kwijten van de taak, waartoe ik onbemerkt ben voorbereid.
Wat voor priester zou ik willen zijn?
Ik zou willen zijn een biddende priester en een luisterende priester.
In bidden geeft God Zijn aanwezigheid. Bidden is luisteren naar Zijn
stilte, ontvankelijk zijn voor Zijn adem, verkeren in Zijn ademhaling,
leeg zijn om door Hem gevuld te worden. Middelpunt van mijn bidden zal
zijn het sacrament van de eucharistie - liefdesoffer en liefdesmaal van
Christus, door de priester aangericht in Zijn naam. Welke vreugde en
welke troost is groter dan de aanwezigheid van Hem in elk misoffer onder
de gedaante van brood en wijn?
In luisteren leent God Zijn oor. Luisteren is de ander toegedaan zijn -
in terughoudendheid ontvankelijk. Naar mij is al vaak geluisterd en
ikzelf heb ook mogen luisteren. Dat oor mag nu ook een sacramenteel oor
zijn in de biecht – geschenk van Christus' verzoening, door de priester
gegeven in Zijn naam. Hoe zou hij meer kunnen troosten en vreugde
teruggeven dan in dit sacrament te zijn - in de woorden van
FriedrichNietzsche (cf. Die fröhliche Wissenschaft V,358) - een
heiligoor, een gesloten put, een graf voor geheimen.
Als priester wil ik alleen Christus, de enige Priester, den
Hogepriester, gestalte geven, klein zijn opdat Zijn grootheid blijkt,
doorzichtig zijn opdat Hij zichtbaar wordt.
‘O priester die, naar Christus' maat,/hermaakt en hergeboren staat,/’
-weet de priester-dichter Guido Gezelle – ‘dat iedereen indachtig
zij/dat, of de wereld lacht en spot/gij zijt en blijft een man van God!’
De man van God, die voor u staat, heeft Hem laat lief gekregen en weet
Hem nooit voldoende lief te zullen hebben. Maar in aanhankelijkheid
jegens Hem mag hij zeggen (cf.
Ps 139,1.4;
16,5.10-11): Gij kent mij,
Heer, en Gij doorschouwt mij. Komt er een woord op mijn lippen, Gij kent
het. Vloeit er een woord uit mijn pen, Gij kent het. Gij zijt mijn
erfdeel. Gij geeft mij niet prijs aan de dood. Gij zijt mijn Heer, mijn
geluk. Boven U is er geen.”
(Bron: ‘Wandelen met de Heer’, Antoine Bodar,
uitgeverij Lannoo.)
|
“Hij heeft mij vanaf de moederschoot geroepen om
zijn woord te verkondigen.”
Antoine Bodar vertelt ‘zijn’
levensverhaal.
Een samenvatting van een gesprek met Antoine Bodar getiteld
'Gods verhaal met Antoine Bodar'.
|
“Als God er niet zou zijn, dan is het gedoe hier
op aarde zinloos. Dus ik interpreteer de woorden van Paulus (En als
Christus niet is opgestaan, dan is onze prediking zonder inhoud en uw
geloof leeg. (
1 Kor. 15:14))
nogal letterlijk. Mijn hele leven zoek ik al naar de zin van het leven en
dit, de opstanding, is het antwoord.”
|
Bidden
Zoals geloven beminnen is, zo is beminnen bidden. Wie niet bidt, verliest zijn
liefde voor het geloof.
Weten
U wilt van mij horen dat we 't allemaal niet meer weten: nou, ik weet het
toevallig wel!
Zwakheid
Heel vaak grijpt God zwakheid aan om Zichzelf in door te kunnen zetten.
Roemen op zwakheid
Roemen op zwakheid geschiedt uit vertrouwen op Gods genade.
Gekoesterd
Ook als plant is de mens door God gekoesterd, ook zonder kracht is hij bemind,
ook zonder nut is hij bedoeld.
Afhankelijk
Niet hij richt zich op - dus de mens, ik - maar God richt hem op. God richt mij
op, God richt de mens op. Meer dan voorheen weet hij zich van Hem afhankelijk.
Meer dan voorheen weet die mens, weet ik, dat ik van Hem afhankelijk ben. |
|