Rome, eind 2002. Antoine
Bodar vertelt een verhaal. Een bijzonder verhaal. Het verhaal van
God met Antoine Bodar.
Een samenvatting.
“Ik ben op 2
september 2002 gevraagd om plebaan te worden van de kathedraal, basiliek
van 's-Hertogenbosch. Een plebaan is iemand die namens de bisschop zijn
kerk, de hoofdkerk, van een bisdom, leiding geeft. Op 26 september ben
ik benoemd en ik ga de taak op mij nemen op 1 maart 2003.
Het zuidelijk deel van Nederland is overwegend katholiek en de grootste
kerk daarvan staat in ’s-Hertogenbosch. Dus de grootste katholieke kerk
van Nederland en ook wel de mooiste wat betreft de kathedraal de
bisschopskerk, is de kerk van 's-Hertogenbosch. En als je daar wordt
geplaatst dan is dat wel een zeer vooruitgeschoven post.
Ik zie daar de hand van God in. Kijk, we zitten hier in Rome in een
etablissement, niet ver van de Engelenburcht, in het oude Rome, waar ik
sinds ruim vier jaar woon. Ik had mijn eigen toekomst gezien in Rome.
Rustig studerend, schrijvend en van tijd tot tijd overvliegend naar
Nederland, om daar lezingen te geven en ook natuurlijk de liturgie te
vieren en preken te houden en dan weer terug te gaan naar Rome. Ik ben
meer toch wel een type, om het maar eens wijsneuzig te zeggen, van de
geleerden, die meestal in boeken kijkt.
En nu, vrij plotseling, net nu ik me had voorgenomen om eigenlijk nooit
meer definitief terug te keren naar Nederland, nu komt dus deze vraag.
Ik zie er wel de hand van God in, om twee redenen.
De eerste reden is: de bisschop heeft mij overtuigd, dat ik kennelijk
degene ben die, in zijn ogen althans, het meest geschikt is om deze
positie te bekleden. Ik heb toen wel tegengeworpen, dat ik ook heel goed
de kerk kan dienen en Christus dus kan dienen door middel van de kerk,
door in Rome te blijven. Toen zij hij: “Nee, maar de mensen willen jou
ook wel graag meemaken. Dus in de kerk.” En dat heeft mij wel getroost.
Want daardoor was het ja zeggen weer een stuk makkelijker en kon ik daar
ook de hand van God in te zien. De bisschop roept mij concreet als
priester en ik zeg ja tegen die roep van hem. Dat is de roeping volgen.
Een tweede ding is dat mijn beide ouders leven in 's-Hertogenbosch. Zij
zijn hoogbejaard en eigenlijk al enigszins hulpbehoevend. En voor hen is
het goed, dat ik nu in de laatste paar jaren dat zij nog leven, bij hen
in de omgeving ben. Dat is als het ware een steun in de rug geweest, om
de wil van God gemakkelijker te aanvaarden en te zien ook. Maar dat
neemt niet weg, dat als het morgen niet doorgaat ik, wat mijzelf
betreft, het prima vind.
Ik heb in de afgelopen jaren dat ik in Rome woon, ook in een periode
waarin ik niet zo goed wist hoe het nou verder zou gaan, altijd wel
gebeden om de wil van God te mogen doen. Dat wil ik nog wel iets
scherper formuleren. “Uw wil geschiedde”, bidden wij in het 'Onze
Vader'. Maar het doen van Gods wil gaat nog verder. Daar bid ik dus ook
voor. Dat God jou kan bespelen als zijn instrument, zodat jij de wil van
God als het ware meer gestalte geeft. Ik zou nog liever de wil van God
worden, dan de wil van God doen. Daar heb ik wel altijd voor gebeden.
Maar het verbaast mij wel, dat ik gekozen word op een moment, dat het
eigenlijk voor mij zo duidelijk was dat ik niet meer naar Nederland zou
terugkeren.
Ik moet ook wel zeggen dat ik nogal veel brieven ontvangen heb, sinds
die benoeming bekend is geworden op 26 september. Ik ben net pas met de
post klaar, met al die brieven te beantwoorden. En daar lees ik dus heel
vaak in: “Goed dat u terugkomt” en “We zijn blij dat u terugkomt”. Er is
wel een zekere verwachting. Dat bemoedigt natuurlijk ook. Mij is ook
geschreven: “U rekent op niks, nu komt dit”. Ja, maar het gekke is: ik
hoefde ook helemaal niks. En ik hoef nog steeds niks.
Ja, het is genade. Maar ik moet natuurlijk wel hard werken om de genade
gestalte te geven. Ik probeer nu al - ik ga dus over een paar maanden
pas naar Nederland - om bepaalde dingen vooruit te werken. Zodat het kan
slagen. En nou ben ik inmiddels al weer teruggeroepen. Men zegt: “Kom
nou maar eerst. Dan zien we wel hoe je dat allemaal gestalte moet
geven.” Ik ga vooral preken, ik ga vooral de liturgie vieren. Ik ga
vooral rond die kerk en in die kerk proberen mensen nabij te zijn.
Dus wij zijn allemaal in Gods hand. Ik voel me ook in Gods hand. Deze
positie komt op een moment dat ik zelf daar helemaal aan voorbij was
geleefd. Niet aan deze positie alleen, maar überhaupt aan de wereld om
het zo te zeggen. Dat klinkt wat hoogdravend, maar wat ik wil zeggen is:
ik ben uitermate tevreden hier op mijn kamer hier in Rome, waar ik
gewoon bid en werk en studeer en schrijf en slaap en van tijd tot tijd
overvlieg naar Nederland.
Ik zie hier dus ook de wil van God in en ik wacht nu af wat Hij verder
wil. Ik moet proberen om niet te ongeduldig te zijn en teveel al van
tevoren te plannen maar over te laten. Het overlaten dat het wel goed
zal komen wat ik moet doen, dat moet ik nog wel meer leren. Ik heb de
neiging, nu, om alvast allerlei zaken te regelen, zodat de taak goed
vervuld kan worden. Maar kennelijk moet ik ook daarmee wachten. Ik moet
nu doen wat ik nu doe en straks doen wat ik straks moet doen. En niet op
de zaken proberen vooruit te lopen.
Ik ben voor het eerst in de kerk gekomen, het kerkgebouw, toen ik zes
jaar was. Daar heeft God zich wel meteen aan mij laten zien, als klein
kind. Juist in een periode die vrij moeilijk was, ben ik gedwongen om
ook mijn jeugd nog eens terug te vinden en te overwegen. Dat was
eigenlijk toen al. Hij was er, ja. Ik was dus ook een heel vroom kind.
Een kind dat gebeden schreef en gebeden uitsprak, dat helemaal op kon
gaan in het lezen van de Heilige Schrift, de bijbel. Ook één die gaarne
bij God wilde zijn en daarmee ook God gestalte wilde geven als kind.
Dus dat idee om priester te worden, was van die tijd al. Alleen, toen ik
zo twintig was raakte de katholieke kerk in Nederland enigszins op tilt.
Voor mij is heel belangrijk in het beleven van het geloof: bidden en bij
God zijn en dat werd min of meer gereduceerd tot de praktische arbeid.
Dat is natuurlijk ook heel belangrijk, dat weet ik natuurlijk ook wel.
Je moet niet alleen maar geloven, met de mond belijden, maar je moet ook
doen wat Christus ons voorleeft. Maar dat neemt niet weg, dat wij ook
moeten nadenken over datgene, wat Hij ons heeft voorgeleefd en dat wij
ook mensen bij God mogen brengen.
Kortom, er ontstond een wijze van Godsbeleving, die eigenlijk het hele
christen zijn deed verworden tot het lidmaatschap van een links
politieke partij. Dat was voor mij veel te weinig. Dat is één element.
Een ander element was dat ik ook in die tijd - heel merkwaardig dat het
nu wederom is geweest - een periode in mijn leven gekend heb die somber
was. De ene periode is net afgesloten, een klein jaar geleden, en de
andere was toen ik twintig was. In die periode was bekend dat ik vrij
dom was. Dat wil zeggen ik was waarschijnlijk niet dom, maar de
jezuïeten waarbij ik op school zat, waren van mening dat ik wel dom was.
Dus die twee dingen: de crisis van de katholieke kerk in Nederland en
mijn mislukken als gymnasiast, brachten samen met zich mee dat ik dacht:
ik kan helemaal geen priester worden.
Dat heeft ook mijn beeld van God bepaald. Ik voelde me zeer alleen, zeer
eenzaam.
Ik heb toen een tocht gemaakt, zoals heel veel mensen die maken. Als je
de behoefte hebt om voortdurend de diepte van het leven te leren kennen,
ga je op zoek.
Ik heb het gedaan door middel van de literatuur. En door middel van
filosofie. Dus: hoe is het nou als God niet bestaat? Zoals de filosoof
Nietsche leert. Of de treurnis die beschreven staat in tal van romans,
met name in de 19e eeuw, die ik heb gelezen. Denk maar aan de grote
Russen, de idioot van Dostojevski, die helemaal in de diepe eenzaamheid
leeft en op een geven moment een moord begaat.
Ik heb toen een hele periode meegemaakt dat ik mij voortdurend de vraag
stelde: zou God niet misschien gewoon een verzinsel zijn?
Maar die grote diepe heimwee naar God is gebleven.
Ik heb eindeloos lang gestudeerd. Dan was ik van de straat tenminste.
Dat is ook een manier van leven. Bovendien verdiende ik mijn boeken en
mijn boterhammen met wat doen bij de omroep, voor radio en televisie.
Daar heb ik wel een vrij grote school gehad in het mens zijn in het
menselijk leven, in het omgaan met mensen en het luisteren naar mensen.
Maar daaronder was toch altijd het hele diepe gevoel, of die hele diepe
gewaarwording, dat God niet dood kon zijn. En toen ik mij in de
filosofie ging bezighouden met Plato, de grote filosoof uit de vijfde
eeuw voor Christus, en door Plato heen Augustinus ging lezen, de grote
kerkvader van het westen, kan ik me nog herinneren dat ik tegen een
hoogleraar zei: als ik nu nog heel kort zou leven, dan zou ik mijn leven
alleen nog maar wijden aan het lezen van Augustinus en het lezen van de
bijbel en het lezen van Plato.
Plato, die vijf eeuwen voor Christus leefde, maar ook één met een groot
transcendent bewustzijn, dat wij hier slechts een schaduw zijn van
datgene, wat er werkelijk toe doet. Waarmee ik niet de aarde wil
diskwalificeren, maar wel de aarde op haar plaats wil behouden. Wij zijn
niet het middelpunt van de wereld maar God is het middelpunt van de
wereld.
Kortom, het komt er op neer dat er een periode is geweest van grote
twijfel. Van de vraag: zal God wel bestaan? Daarbij ook de vraag
voortdurend overwegend: moeten we er rekening mee houden dat Hij niet
bestaat? En tegelijkertijd een dieper gewaarworden en ook waar willen
hebben en ook als waarheid willen zien, dat God wel bestaat. Dat is een
proces geweest.
Omdat ik toen inmiddels aan de universiteit was gaan doceren en een taak
had te vervullen aan de universiteit - studenten les moest geven en
onderzoek moest doen, moest schrijven in dat kader - heb ik altijd
gedacht, nou dat komt op gegeven moment wel.
Ik ben daar ook door mensen in gesteund. Ik kan me herinneren dat ik een
docente had aan de universiteit van Leiden - toen ik nog zelf student
was - die ik eens heb gezegd, dat ik eigenlijk priester wilde worden.
Omdat dat toch eigenlijk mijn vervulling van leven was.
Zij heeft toen tegen mij gezegd: jouw tijd komt nog. Het heeft nog een
aantal jaren geduurd voordat het zover was.
Nou, de hand van God is een tijdlang niet zo duidelijk geweest. Het is
natuurlijk achteraf gemakkelijk gezegd dat God wel bestaat, maar in die
periode zie je dat niet dat Hij bestaat. Dus Zijn verhaal met mij, om
het even om te draaien, is: Hij heeft mij vanaf de moederschoot geroepen
om zijn woord te verkondigen.
Hij heeft me dat ook laten zien in mijn prille jaren. Hij heeft dat
laten zien ook toen ik zeer beproefd werd, in de periode dat ik
gymnasiast was. Toen ben ik waarschijnlijk zo beproefd, dat alle
zekerheid mij werd ontnomen. Zowel mijn geestelijke vermogens, dat die
niet zouden deugen, althans niet voldoende zouden zijn, alsook wat er
geschiedde onder de gelovigen in de katholieke kerk.
Hij heeft mij daarna op een tocht gestuurd om alles te onderzoeken,
zoals de heilige Paulus dat ook gedaan heeft. Hij heeft daardoor ook de
achterkant van het leven getoond. Door je gewoon los te laten in wat
voor mij vooral de zoektocht was in de filosofie en de literatuur.
Waarvan ik nu, om me even zelf te onderbreken, op dit moment inzie,
hoezeer ik kind van mijn tijd ben en hoezeer ik waarschijnlijk nu ook
gemakkelijker gesprekspartner kan zijn van mensen die God niet
ontdekken. Die God wel zoeken, maar God niet kunnen vinden. Omdat ik het
ook heb meegemaakt, zie ik in deze donkere periode van mijn leven
evengoed de hand van God, nu.
Hij heeft het ten goede gebruikt. Wat is dan het verhaal van God met
mij? Hij heeft mij natuurlijk nooit verlaten.
En ik zie ook nu, ik ben nu tien jaar priester, dat dit ook geldt voor
de periode, dat ik mij voor heb bereid op het priesterschap. Dat zijn
zeven lange jaren geweest, waarin ik meer werd afgewezen dan werd
aangenomen door de mensen die mij moesten beoordelen.
Immers, die crisis in de kerk van Nederland, die het nodige aan mij
heeft gedaan, deed aan veel andere mensen ook heel veel. Dus ik kan me
ook voorstellen dat veel mensen mij gewoon een huichelaar vinden. Of
denken: nou, die zegt wel, dat hij in God gelooft, maar die gelooft vast
niet in God. Want ik geloof niet in God, hoe kan hij er nou in geloven?
Die periode, die lange periode van zeven jaar, die volgde op mijn
besluit om priester te worden, als mij dat gegeven zou zijn, die periode
was een periode van een grote beproeving. Maar daar heb ik altijd de
hand van God in kunnen zien. Altijd. Altijd.
Ik kan me nog herinneren dat ik werd afgewezen en weer werd afgewezen en
dat ik alleen maar tegen de mensen zei: “Nee, ik word natuurlijk toch
priester. U vindt wel dat het niet moet, maar het gebeurt wel”. En zo is
het ook gebeurd.
En het is niet zonder klap of stoot gegaan. Maar vanaf de wijdingsdag in
september 1992 tot nu toe heb ik ook aldoor over Christus en God kunnen
spreken. Ik ben uitgenodigd erover te spreken.
Ook daarin, natuurlijk, niet altijd zo plezierig, vaak ook
confronterend, vaak beschuldigd, vaak dat men twijfelt aan je
integriteit, zoals ik vanmiddag weer van iemand hoorde. Maar dat hoort
er allemaal bij. Dat staat allemaal in de Schrift. Dus dat maakt me ook
allemaal niet zoveel uit.
Als ik nu, op dit moment van ons gesprek, terugblik en de vraag is
concreet: zie ik de hand van God in mijn hele leven? Dan is het antwoord
“ja”.
Zelfs in een periode dat ik God niet kon ontwaren, daar zie ik nu de
hand van God. Ook in de periode dat Hij mij dit allemaal liet overkomen,
om daardoor nu een beter zijn instrument te kunnen zijn in een
geseculariseerde wereld. Omdat ik zelf, aan mijn eigen leven, de crisis
van de secularisering heb meegemaakt.
Het leven is geleidelijk aan verdiept. Ik heb steeds meer afscheid
genomen van de geneugten die het leven ook kent. Ik ben hier in Rome
voor het vijfde jaar in een cel en dat bevalt mij uitstekend. Het is wel
eens eenzaam, maar het is een wijze van leven die mij zeer goed past.
Ik ben ook van plan, als ik terug moet gaan naar Nederland, zal ik
proberen om er te zijn voor God, wat ik hier dat ook probeer te zijn, en
om er te zijn voor de mensen. Dat wordt een specifieke taak voor mij als
priester. Maar tegelijkertijd om ook de stilte te blijven zoeken, elke
dag.
Het is enerzijds geleidelijk gegaan, omdat er in de stijl van leven niet
veel verandering nodig was. Er is daardoor een lange periode van
beproeving gekomen, omdat de wereld er aan twijfelde of ik wel eerlijk
was in mijn bedoeling om priester te worden. In die beproeving heb ik
gezien, zeker nu ik er over spreek, dat dat een vorm van loutering en
van zuivering is geworden.
Als je nu dus vraagt ‘Is er een moment van echte thuiskomst geweest?’
dan is dat de nacht geweest van mijn priesterwijding. In de nacht voor
mijn priesterwijding werd ik vrij onzeker of ik de volgende dag wel
gewijd zou worden. Terwijl ik daar al zeven jaar lang naar had
toegeleefd.
Dat kwam omdat naar buiten werd gebracht dat ik een homofiele relatie
had gehad.
Dat werd nogal opgeklopt, op een onaangename wijze, alsof ik weet niet
wat had uitgehaald in mijn leven. En dat heeft mij wel gekwetst moet ik
zeggen. Maar ja, ik heb daar nooit over gezwegen. Ik heb altijd die
instanties die dat moesten weten, in casu de bisschop, dat verteld.
Meteen al toen ik naar hem toeging, dus zeven jaar voor mijn wijding.
Dus er was niets nieuws meer te vertellen. Vanuit de kerk was er niets
bijzonders.
Alleen, ik was net in die periode op televisie geweest. Ik was in
bepaalde kringen vrij bekend in die periode. Er was een forse strijd in
de katholieke kerk tussen de vrijzinnigen en de meer orthodoxen. En ik
was bekend als meer orthodox daarin staand. Dus dat is een tweede punt.
Een derde punt is dat de gay-wereld mij graag voor hun kar wilde
spannen. Daar ben ik dus niet op ingegaan.
Dus deze drie zaken samen: de vrijzinnigheid enerzijds, de gay-wereld
anderzijds en ook een zekere vrees voor: juist die man komt nu al op de
televisie, wat gaat dat allemaal worden met de toekomst? Daar zullen we
van horen als hij daartoe gebracht kan worden. Als hij eenmaal gewijd
kan worden. We zullen het proberen tegen te houden. Dat werd door de
media zo gebracht, de dag voor mijn wijding.
En die nacht, toen ik dat dus wist, in die nacht voor die wijding, toen
dit naar buiten werd gebracht als een soort rel, alsof dat iets
belangrijks was, die nacht van de wijding, is God mij heel dichtbij
gekomen. Waardoor ik de volgende dag, toen ik naar de Haarlemse
kathedraal ging, er ook met een zekere onbevangenheid naar toe ben
gegaan. Ik moet zeggen: daardoor was mijn wijding op 26 september 1992
een dieptepunt, maar ook een hoogtepunt geworden van mijn leven.
Een dieptepunt, omdat het eigenlijk zo'n tranendal was. Ik kan me nog
herinneren, dat die kathedraal vol was met fotografen enzovoort. Je werd
iedere keer weer gefotografeerd. Alsof ik een of andere misdadiger was.
Het enige wat ik had gedaan is, dat ik had geleefd zoals ik had geleefd.
Dat ik het had beleden zoals ik het beleden heb. En dat ik mij
zorgvuldig had voorbereid op het priesterschap. En dat ik priester werd.
Dat was het enige wat ik deed.
Wat aan mij gedaan werd, laat ik het even omdraaien, want het is aan mij
gedaan, dat heeft wel een hele grote geloofsverdieping gegeven. Dat
heeft mij tot nu toe, ook de jaren nadien, altijd gedragen. De nabijheid
van God in de nacht van mijn wijding. Toen heeft Hij mij niet alleen bij
de hand genomen maar ook tot Zich genomen, in Zich opgenomen om het zo
te zeggen. Als dat niet te vergaand is. Dat heeft mijn priesterschap ook
sindsdien gedragen en draagt dat ook nog nu. En dat neem ik ook mee naar
's-Hertogenbosch.
Dit verhaal is een geschreven weergave van de
geluidsopname van dit verhaal. De opname is te beluisteren door onderstaand bestand op te
halen en af te spelen.
Dit verhaal is het beste af te drukken als je
gebruik maakt van de
tekstversie
of het
PDF-bestand*
(151 kB). (Deze pagina's worden geopend in
een nieuw venster).
Nieuwsbrief
Als je op de hoogte gebracht wilt worden van
nieuwe artikelen, audio en andere wijzigingen, kun je je naam en
e-mailadres aan de verzendlijst van de nieuwsbrief toevoegen met
onderstaand formulier:
Afmelden is net zo eenvoudig: klik
hier voor het
formulier.