Het priesterleven is in zekere zin een strijdbaar leven gebleken. Het
gebeurde zo, dat ik na die wijding in een Amsterdamse kerk terecht kwam.
Daar kwamen veel mensen naar toe. Daar kwámen al veel mensen, laat ik
het niet overdrijven. Maar toen ik er was, omdat ik veel naar buiten
trad ook, kwamen daar heel veel mensen. Ik ben op een gegeven moment uit
die kerk verwijderd geworden, begin '96. Wat toch achteraf rustig mag
worden samengevat als dat teveel een bepaalde persoon de aandacht trok.
En dat men ook daar twijfelde.
Mensen die het niet met je eens zijn, zullen natuurlijk altijd zoeken
waarmee ze je kunnen verslaan. Men probeerde mij te verslaan door mijn
(on)oprechtheid aan de orde te stellen. Door bijvoorbeeld te formuleren:
“Ja, Bodar kan wel mooi de liturgie leiden, hij kan wel mooi preken,
maar de man is natuurlijk alleen maar een toneelspeler. Het gaat hem
natuurlijk alleen om hemzelf. Het gaat niet om God, het gaat om
hemzelf.” Zo'n verwijt is een verwijt dat ik wel kan begrijpen
natuurlijk.
Toen ik uit die kerk was gebonjourd, weggestuurd, heb ik een periode
gehad van een paar jaar dat ik dus wel de mis mocht doen. Want de
katholieke eredienst heeft te maken met de dagelijkse Heilige Mis die je
als priester opdraagt, de viering van de eucharistie, het avondmaal. En
dat deden we op een gegeven moment in een kelder ergens, waar een kapel
was gemaakt.
Naderhand kwam ik ergens in een kaal kerkje in Amsterdam Zuid. En dat
kale kerkje in Amsterdam Zuid had dus niets wat in de katholieke
traditie, meer dan in de protestantse traditie, gebruikelijk is, dat je
als het ware de omgeving mag aanwenden, of dat God de omgeving aanwendt,
gebruikt, om jou bij Hem op te tillen.
Dus niet alleen het Woord, wat natuurlijk de kern is, waaronder alle
christenen staan. God kan ook je doen bewegen dat Hij er is,
bijvoorbeeld doordat je in de natuur verkeert, of in een bos loopt en je
hoort een vogel fluiten. Of je hoort de muziek van Bach, of je leest een
boek, of je leest een gedicht, of je leest eenvoudigweg de Schrift. Het
kan gebeuren dat Hij zich daardoor ook gewaar doet worden, wat
ook kan
wanneer je in een kerkgebouw bent.
Toen kwam ik in kerkgebouw wat een soort schuur was. Dat kon net zo goed
een biljartfabriek zijn. Of een crematorium. En daar moest ik dus ook de
liturgie vieren.
Dat was in zoverre wel een zware tijd dat daar eigenlijk helemaal geen
mensen bij mochten zijn. Op een gegeven moment wisten mensen toch dat je
daar was, en kwamen er toch mensen naar toe. De dissidenten zal ik maar
zeggen. Dat was wel een periode van verschoptheid. Maar ook dan was het
zaak om gewoon vol te houden.
Achteraf zie ik nu, hoewel het een zware periode was, zie ik nu daar ook
de vruchten van. Omdat je namelijk toen werd gedwongen om helemaal niet,
ook niet maar enigszins, te leunen op de omgeving, maar alleen maar om
op God zelf gericht te zijn.
Voordien hoopte ik dat ook al te zijn, wat ik misschien ook wel was,
maar in ieder geval is dat weer verdiept toen ik in die schuur daar was.
Toen was je dus iemand die met veel rellen gewijd was in '92, die al
veel tegenstand gehad had voordien. Die daarna heel veel mensen in de
kerk waar hij stond had gekregen. Die daarna was weggestuurd, wederom
een grote rel. En je zit dan in zo'n kelder, en moet dan toch ook voort.
Dus dat was wel, achteraf gezien, een moeilijke periode.
Ik denk dat Hij het gebruikt heeft. Hoewel in de periode in Rome het in
het zicht staan wel steeds is gebleven - omdat ik steeds ben
overgevlogen naar Nederland, op uitnodiging. – toch heb ik eigenlijk de
verborgenheid veel meer omhelsd. Daarom is het merkwaardig dat, nu ik
daar helemaal van weg gegroeid ben, dat nu ineens een wending gaat
nemen. En dat ik nu dus kennelijk op een hele open plaats, een hele
duidelijk plek, waar iedereen je kan vinden, in zo'n hele grote kerk
wordt geplaatst.
Merkwaardig
Ja, dat is merkwaardig, ja. Ik heb grote bewondering voor Jozef, maar ik
zou me niet met Jozef durven meten. Maar God doet zo met mensen, ja. En
wat wij moeten doen als mens, is proberen om tegen alles in God trouw te
zijn. En daarmee onszelf. En dat is niet altijd makkelijk.
God is altijd trouw en wij niet.
Dus het verhaal van God met mij is, dat Hij mij door het hele leven
heeft meegenomen. Ook in een periode dat ik Hem niet zag, of dat ik Hem
niet trouw was, Hij was altijd trouw.
Dat vind ik ook troostrijk om tegen anderen te zeggen. En dat is voor
mij ook troostrijk geweest en is nog troostrijk en dat zal ook
troostrijk worden in de toekomst. Dat als je probeert om ondanks alles
je naar Hem te richten en je valt, terugvalt, of trouweloos bent, dat je
dan toch je wederom tot Hem wendt en zegt: ik kom bij U terug. Ik ben
altijd uw verloren zoon, niet alleen maar een periode. Je bent altijd
een kind van God maar ook altijd verloren, gedeeltelijk.
Nu is een periode gekomen, dat ik niet weet wat God verder met mij
voorheeft. Het bekruipt mij zeer om vooral in Rome te mogen blijven.
Niet te hoeven naar 's-Hertogenbosch. Dat moet ik eerlijk zeggen. Dat is
vooral bewust geworden, nu die benoeming een paar maanden geleden is.
Stiekem hoop ik wel eens dat het allemaal niet doorgaat.
Maar ik probeer daarin ook stil te zijn en te zeggen: nou goed, U maakt
het maar uit en U ziet het maar. Ik bedoel: ik kan morgen dood zijn maar
ik kan ook een tijdje voort. Het is al naar gelang het nodig is. Zo zit
het ongeveer. Zo zie ik het althans. Zo kan ik het verwoorden.
Wat ik in mijzelf wel zie, dat is - dat zeg ik niet ten mijnen voordele
maar eerder ten mijnen nadele - dat ik in mijzelf bespeur toch gaarne
mijn leven in eigen hand te willen nemen. En te zeggen: als U mij nou
eens rustig hier laat in Italië, rustig teruggetrokken leven met boeken,
dan kan ik heel veel theologie bedrijven en ook heel veel schrijven
enzovoort. Daar terug in Nederland met al die agressie en al die zaken
die kennelijk ook allemaal moeten, liever niet.
En kan ik het wel? Dat is natuurlijk ook een kwestie van gebrek aan
vertrouwen. Ik ben bijvoorbeeld geen manager.
Ik heb de afgelopen twee maanden besteed aan brieven schrijven in plaats
van studeren en schrijven. Goed, in brieven kun je ook proberen mensen
nabij te zijn, maar het hoort ook bij iemand die kennelijk die brieven
heeft gekregen. Ik zie dat niet als verloren tijd, maar ik zie het wel
als anders bestede tijd. Ik zal aan de gemeente tijd moeten besteden. En
hoe gaat het als ik in de toekomst in Nederland terugkom? Kan ik ooit
nog iets schrijven behalve een preek? Zoiets.
Ja, dus de basis is, dat ik mij meer moet overgeven. Terwijl ik al
meende dat ik mij al overgegeven had, merk ik nu, nu ik concreet een
stap moet zetten, dat er ook aan de overgave nog het nodige gewonnen kan
worden.
Jezus zegt: Ik ben de weg de waarheid en het leven. Ons hele leven moet
wij er ons daaraan gewennen, dat wij het niet zijn maar dat Hij het is.
Met andere woorden, wij zijn kunnen slechts zijn instrument of zijn
knecht zijn. Meer niet.
Paulus zegt op een gegeven moment: nou, ja, ik ga liever gewoon weg,
maar als het nodig is, blijf ik nog wel even. Dat komt mij wel bekend
voor, hoewel je daar terughoudend in moet zijn. Ik ben liever bij God.
Laat mij uit dit leven mogen weggaan. Maar ik wil slechts een instrument
zijn in de handen van God.
Al die woorden van Paulus, 'Ik ben zeer zwak', hoe zwak was hij niet?
Omdat hij christenen had vervolgd. En hoe zwak ben ik niet, die
voortdurend interviews moet geven over hoe ik vroeger heb geleefd. En
kennelijk in die zwakheid, die voor de wereld zwak is, komt de kracht
van God toch tot uiting. Hij wendt heel vaak zwakke mensen aan. Dat kun
je ook in levens van andere mensen zien. Heel vaak grijpt God zwakheid
aan om Zichzelf in door te kunnen zetten.
“Roemen op zwakheid geschiedt uit vertrouwen op Gods genade.”
Ik denk dat je nooit kunt terugleunen. Ik ben eerst in een doe-periode
geweest, allemaal met van die brieven. Ik probeer nu dus te organiseren
hoe dat allemaal zal kunnen gaan in ’s-Hertogenbosch. Enerzijds is dat
afgerond. Anderzijds, lukt dat nu met die organisatie? Ik vind dat ik nu
in een periode ben, dat ik meer gedwongen ben dan voorheen, om in te
zien hoe je op God moet vertrouwen. Die gewaarwording van in zwakheid
krachtig zijn, kracht krijgen van God; dat ik dat meer moet mediteren,
meer moet overwegen. Dus ik denk dat ik nog een beetje naar beneden moet
eerst, voordat ik terug kom naar Nederland.
“Ook als plant is de mens door God gekoesterd, ook zonder kracht is
hij bemind, ook zonder nut is hij bedoeld.”
Daar heb ik mee bedoeld: God brengt je terug tot zijn geliefd kind,
natuurlijk dat blijf je. Maar soms heb je zelf het idee dat er alleen
maar water op gegoten moet worden of voedsel in gestopt, er moet wat
drinken ingestopt worden, en dat is dan het hele leven. Het
plantenbestaan is mij wel bekend geworden in mijn diepste depressie.
Maar ik moet wel zeggen dat ondanks die zware depressie ik me toch
altijd bij God heb gevoeld. Dus als plant zelfs, voelde ik me toch door
God gekoesterd. Ook al kun je niks uitvoeren.
Ik heb eigenlijk ontzettend veel te schrijven. Toch ben ik daar nog
steeds niet aan toegekomen, onder andere omdat ik daar toen gewoon te
ziek voor was. Maar ik voelde me ook, ondanks het feit dat ik niet kon
werken, toch door God bemind.
Daarmee voel je je natuurlijk niet erg van nut voor de maatschappij, om
het maar even nuttig te zeggen. Maar ook al ben je niet nuttig, dan voel
ik mij verbonden met alle mensen die ziek zijn, die oud zijn, maar die
evengoed door God bemind zijn. En die evengoed ook bedoeld zijn geweest
en nog steeds zijn. Dat bedoelde ik in die ene zin daar uit te leggen.
In die periode heb ik God wel altijd nabij geweten, ook omdat ik op één
of andere manier dacht: ik ga dan nu wel liever dood, maar als Hij wil
dat ik blijf, dan blijf ik gewoon. Want ik ben niet voor niets Zijn
priester geworden.
Ik heb in de afgelopen jaren van mijn priesterschap, zoveel meegemaakt,
en ben zozeer God gewaar geworden, dat Hij mij ook in de periode van
diepste droogte niet heeft verlaten. Ik heb op mijn manier in mijn
trouweloosheid toch gepoogd getrouw te blijven. Alleen dat ik dacht: nu
is het leven ongeveer afgelopen. Ik heb helemaal geen behoefte meer om
te blijven leven. Als Hij vindt dat het wel moet, dan wacht ik maar eens
rustig af.
Wat ik vooral heb geleerd in die periode van die lange depressie van
vier jaren , voor zover ik dat heb geleerd - ik heb al aangegeven dat ik
het eigenlijk niet heb geleerd, maar ik groei erin - dat je ook in een
mensenleven moet wachten op God. Het gaat in dit verhaal weliswaar om
wat doet God met ons - daar gaat het natuurlijk ook over, want Hij is
het Woord en wij geven het antwoord slechts- maar Hij is ook zelf degene
die bepaalt, wanneer Hij zich toont. En dat jij, dat ik moet wachten tot
Hij zich toont. Dus wachten op God is een onderdeel van het menselijk
leven.
Ik denk ook dat God ons beproeft. Ik denk dat God ook echt beproeft,
dat Hij zich niet toont. Hij is er, maar Hij toont zich niet. Omdat dat
ook de wil van God is. Om de beproeving te doen zijn. Dus degenen die
zeer bemind worden, worden ook beproefd.
In de beproeving en in de kastijding moet je ook leren. Ik denk dat God
er is, maar dat God zich van tijd tot tijd om wat voor reden ook, alleen
al om jou te laten groeien, terugtrekt. Het is niet voor een reden
uitlegbaar. Het is niet monocausaal.
Natuurlijk, dat komt ook aan de orde als je je naar buiten richt en je
richt je op de wereld en je laat je gaan in de wereld, of je gaat op in
wereldse zaken. Paulus heeft daar goede lessen over te lezen. kijk, op
dat moment raak je Hem natuurlijk ook kwijt.
Daarom is het zo belangrijk voor ons dat wij bidden. Want bidden
betekent toch in elk geval dat wij vanuit ons mens zijn ons openen naar
God. En God wil ook dat wij ons naar Hem openen, opdat wij Hem ook
gewaar kunnen worden. Als wij ons bezighouden met wereldse zaken, of we
zijn met onszelf te veel bezig, wat ook wereld is in zekere zin, dan
raken we God ook kwijt. Maar het kan ook dat er omstandigheden in je
leven zijn, dat God iets in een mensenleven kan bewerkstelligen dat Hij
zicht niet toont. Waardoor die mens als het ware op zichzelf wordt
teruggebracht en beproefd. In de grote geschiedenis van de westerse
mystiek en het zal wellicht in de oosterse mystiek ook zo zijn, wordt
dat ook beschreven.
Dat depressieve mensen kennelijk een grote realiteitszin hebben
geloof ik ook. Tenzij je de gave van de altijd aanwezige blijmoedigheid
hebt, wat natuurlijk ook bestaat. Dat is heerlijk natuurlijk, wanneer je
van nature altijd een optimist bent, als je altijd de zonzijde van het
leven kan zien.
Maar het gebeurt ook dat mensen zo aan de oppervlakte van het leven
leven. Of dat ze zo weinig bereid zijn om na te denken over het leven.
Ze verdoven zich met televisie, met alle dingen die er zijn. Dan hoeven
ze niet na te denken. En dan zeggen ze: het valt nogal mee, want het
dagelijks leven gaat wel door.
Dus ik denk dat een mens die depressief van aanleg is en die daardoor
wel geneigd is de zwakke kant van het leven te benadrukken, de donkere
kant van het leven, de moeilijke kant van het leven, dat zo iemand veel
gevoeliger is voor de realiteit.
Anderzijds kan ik ook bevestigen dat wanneer God niet zou bestaan, ik
mijn leven niet de moeite waard zou vinden.
Ik zou het mijn ouders niet willen aandoen, om voor hen te sterven. Ik
mag zelf dat niet bewerkstelligen. Ik praat even niet over God. Ik praat
even over mijn verantwoordelijkheid tegenover de mensen die om mij heen
staan, waartoe natuurlijk ook mijn ouders behoren, waaruit ik ben
voortgekomen. Ik mag die mensen natuurlijk niet dat verdriet aandoen.
Dus je leven beëindigen mag je niet doen, omdat jij er zelf geen zin
meer in hebt. Je moet dat ook van de anderen laten afhangen. En nu kom
ik weer bij God terug - je moet vooral rekening houden met de Ander. God
dus.
Ik ben pas over de depressie gaan schrijven en gaan spreken toen het
min of meer op zijn einde was. Toen heeft het nog bijna een jaar
geduurd. Toen ik er over kon praten, toen ik prijs kon geven om er over
te praten, heeft dat mijn genezingsproces bevorderd. Maar daarvoor
praatte ik er natuurlijk niet over. Ik zweeg daarover. Ja, ik zei het
tegen de psychiater. En mijn psychiater heeft mij onmiddellijk geleerd,
dat ik kennelijk ook nog in staat was - als ik ergens moest optreden op
televisie - dat ik dat gewoon kon verbergen. Dan viel dat als het ware
van mij af. Wat daarna weer des te groter terug kwam. Op het moment dat
ik iets moest doen, altijd in het kader van het geloof, dan kon ik dat
ook.
Bij alle televisiegesprekken, maar ook wanneer ik de dienst verricht,
bid ik van te voren. En op het moment zelf ook. Maar op een gegeven
moment moet je het overlaten. Nou moet U het doen. Dat staat toch in de
Schrift ook: “Maakt u zich geen zorgen over wat u zult zeggen. Ik zal u
de woorden ingeven.” En dat heb ik heel vaak overwogen, wanneer ik
ergens moet optreden.
Want er waren natuurlijk een heleboel mensen die - en dat bedoel ik niet
uit onaardigheid of zo, maar ik stel het wel als feit vast - die mij,
respectievelijk het christendom, dan wel de katholieke kerk, niet
welgezind zijn. Die dus altijd maar hoopten dat ik maar eens door de
mand zou vallen. En er zijn natuurlijk nog een aantal mensen die hopen
dat ik morgen door de mand val, overmorgen door de mand val. Ik bid dus
altijd, dat Hij mij altijd vasthoudt.
“Niet hij richt zich op - dus de mens, ik - maar God richt hem op.
God richt mij op, God richt de mens op. Meer dan voorheen weet hij zich
van Hem afhankelijk. Meer dan voorheen weet die mens, weet ik, dat ik
van Hem afhankelijk ben.”
Daarvan kan ik zeggen, dat ik mij dat bewust ben geworden. Niet alleen
met mijn hoofd, maar ook met mijn hart. Tegelijkertijd is dit een proces
dat doorgaat. Het is niet zo dat ik sindsdien het wéét, dat Hij mij
opricht en dat ik van Hem afhankelijk ben. Maar dat is een proces dat je
iedere keer opnieuw moet leren.
Als je je namelijk afwendt van God, als je je teveel bezig houdt met
zaken die ook moeten gebeuren, om het zo maar eens zo te zeggen, dan is
dat besef al minder geworden.
Je moet eigenlijk elke dag bidden om die nederigheid dat je weet dat je
van God afhankelijk bent.
Iedereen, mijns inziens, die de treurigheid heeft meegemaakt, in die
diepe zin, en die komt daar uit, en die gelooft in God, heeft toen
geleerd en beseft, dat hij er rijker is uitgekomen. En rijker wil zeggen
zwakker, dat wil zeggen sterker met Paulus. Juist in de zwakte van de
afhankelijk gegroeid zijn. Dat bedoel ik ermee te zeggen. En wat ik
daarnaast wil formuleren is, dat het een moment van genade is, de kus
van Gods mond.
Maar ook de genade van God kun je voorbij laten gaan. Je moet erbij
blijven. Je moet op God gericht blijven. Je moet niet te zeer opgaan in
wereldlijke zaken. Ook al is het een probleem dat het soms wel moet.
Het is God die mij heeft opgericht. Op een pinksterochtend liep ik
richting het Vaticaan, hier over de brug, omdat ik daar de mis op ging
dragen voor de radio. Ik herinner me nog heel goed die vroege ochtend in
het voorjaar, met Pinksteren, en de benedenstad was nog leeg, en het was
voor zevenen, dat als het ware dat doorbrak, dat de oprichting aanwezig
was of gaande was. Dat heb ik zo ervaren ja. En toen ben ik daarna er
ook over gaan schrijven.
Ik liep hier over de brug naar de Engelenburcht, richting de Sint Pieter
en daar aan de rechterzijde is die kapel waar ook de studio is, waar de
mis wordt opgedragen. Pinksteren is natuurlijk een prachtig feest van de
Heilige Geest. Daar dacht ik natuurlijk al over na. Daar heb ik ook op
gereflecteerd. Toen zag ik die hele lange lege weg naar het Sint
Pieterplein, met die bloemen die daar al stonden op het plein, vanwege
een grote plechtigheid die daar gehouden zou worden door de paus.
Toen was er - ik kan het niet anders uitleggen - een gewaarwording door
alles wat zich voordeed op die ochtend, in die stilte van de stad, in de
zon die scheen, in de schoonheid van de stad, en in de vreugde die ik
had, omdat ik de mis ging opdragen.
Het was op die ochtend, dat ik mij gewaar werd: ik word opgericht. God
richt mij op uit mijn depressie. De zwaarste periode is nu voorbij. Dat
heb ik wel ervaren. Ik kan het verder niet uitleggen.
Ik moet meer meer vertrouwen hebben dat het wel goed komt. Ik moet
onbevangener naar 's-Hertogenbosch gaan. En hoewel ik in mijn hart wel
graag hier blijf en liever hier blijf zelfs, zeker door de laatste
weken, zie ik in dat als God Zijn wil wil voltrekken en dat zal Hij
hopelijk doen, dat ik mij daaraan natuurlijk niet wil en mag onttrekken.
Ik zie dat ik meer vertrouwen moet hebben. En dat ik mijn
afhankelijkheid van Hem, die ik na mijn depressie al heb opgeschreven,
meer zou moeten beleven.
Dit is uit mijn eerste preek als priester, 27 september 1992: “Als priester wil ik alleen Christus, de enige Priester, de
Hogepriester, gestalte geven, klein zijn opdat Zijn grootheid blijkt,
doorzichtig zijn opdat Hij zichtbaar wordt.”
Het is eigenlijk een variant op waar we het over hebben gehad. Namelijk
Zijn grootheid die door mijn kleinheid heen straalt, dat wil zeggen:
ondanks mijn zwakheid maakt Hij mij krachtig.
En “doorzichtig zijn opdat Hij zichtbaar wordt” is een gegeven wat mij
altijd zeer beweegt. Dat heeft misschien ook wel te maken met dat ik
door de buitenwereld ook erg gedwongen ben daar steeds over na te
denken. Als je aan het altaar staat, om het maar daartoe te beperken,
dan sta jij daar met jouw lijf. Met jouw handen en met jouw ogen. En met
jouw stem en met jouw woorden die jij uitspreekt. Maar het gaat niet om
jou die zichtbaar is, het gaat niet om mij die daar zichtbaar staat als
de priester, maar het gaat juist om diegene in wie ik behoor te
verdwijnen. Het gaat erom dat de priester verdwijnt in Hem, die de
Priester is.
Het is ook zo, dat in een eredienst het niet de priester is die de
dienst leidt. Ja, hij leent zijn handen en zijn stem, maar het is
Christus die de dienst leidt. Dus de dienaar van Christus, de priester,
die de gemeente in Zijn plaats leiding geeft, moet verdwijnen in de
enige Leider, de enige Priester en de enige Hogepriester en dat is
Christus. En dat is het diepste wat ik als priester wil.”
Dit verhaal is een geschreven weergave van de
geluidsopname van dit verhaal. De opname is te beluisteren door onderstaand bestand op te
halen en af te spelen.
Dit verhaal is het beste af te drukken als je
gebruik maakt van de
tekstversie (opent in nieuw venster).
Nieuwsbrief
Als je op de hoogte gebracht wilt worden van
nieuwe artikelen, audio en andere wijzigingen, kun je je naam en
e-mailadres aan de verzendlijst van de nieuwsbrief toevoegen met
onderstaand formulier:
Afmelden is net zo eenvoudig: klik
hier voor het
formulier.