Op deze pagina
Koppelingen
|
Door Dick en Ann van Stelten
Dick van Stelten is in Nederland predikant geweest, maar
werkt nu al meer dan 20 jaar in Zuid Afrika onder de Zulu's. Tot
2000 was hij de leider van een bijbelschool in de buurt van
Swaziland. Op een dag ontmoeten Dick en Ann de bezeten
Shadrack. Jezus bevrijdt Shadrack en Shadrack geeft zijn leven aan
Hem (zie
Deel 1) en maakt veel mee met Jezus
(zie
Deel 2) . In dit deel komt Gods
leiding in het leven van Dick en Ann van Stelten uitgebreid in beeld.
Ook zien we hoe het verder gaat met Shadrack..
Sinds december 1997 wonen wij in
Badplaas, een dorpje in Mpumalanga (Oost Transvaal). De naam is ontleend
aan het feit, dat er warmwaterbronnen en minerale baden
zijn, die de aanleiding zijn geweest tot het ontstaan van een
druk bezocht vacantie-oord. Een zekere Koreaanse pastor Kim had mij
uitgenodigd de leiding op me te nemen van een op te richten Bijbelschool
op een van de berghellingen in dit gebied. Hij wilde er ook een z.g.n.
prayer mountain (berg van gebed) stichten naar het voorbeeld van de
prayer mountains in Korea. Verder was er op die plek een gastenoord: 15
rondavels. Ze zouden gebruikt kunnen worden voor het gastvrijheid
verlenen aan mensen, die geestelijke hulp nodig hadden. Deze pastor is
de stichter van de Africa Continent Mission, die kerken heeft geplant in
Congo, Malawi, Mozambique en Swaziland. In het gesprek, dat hij en Dr.
Gamedze, zijn rechterhand en zijn mond, met mij hadden in juni 1997, heb
ik duidelijk gesteld, dat ik geen visie had voor een school met
academische doeleinden: een academisch programma, credits, graden,
titels, etc., een plaats, waar God voorwerp zou zijn van wetenschap,
maar wel voor een gemeenschap waarin leraren en leerlingen samen in de
tegenwoordigheid van God zouden zitten, eerbiedig en met open harten
luisterend naar Zijn levende Woord; een plaats waar op die wijze mannen
en vrouwen gevormd en toegerust zouden worden en gezalfd met de kracht
van God tot de dienst waartoe Hij hen zou roepen in Zijn Gemeente of op
het zendingsveld. Het is het Woord van God immers dat Afrika en de
wereld nodig heeft. Want het is de enige kracht tot redding voor ieder
die gelooft. Het is het zwaard van de Geest, het enige wapen waarmee het
rijk van de boze bevochten en overwonnen kan worden. Gods werk heeft
mijns inziens niet zozeer theologen nodig als wel mannen en vrouwen, die
Hem van harte liefhebben, in intieme gemeenschap met Hem leven, de
Schriften grondig kennen, in geloof kunnen zeggen:
Er staat geschreven , en in kracht en volheid het Evangelie
prediken. Toen ik uitgesproken was, zeiden beide mannen, dat deze visie
van God was en dat ik hun
man was. Ik heb hun daarna
ook nog een zeer uitvoerig schrijven gegeven, waarin ik heb getracht
mijn visie breed uiteen te zetten, gebaseerd op de Schriften en gestaafd
met de ervaringen die ik had opgedaan. Op grond van deze visie werd ik
uitgenodigd de leider van de Bijbelschool te worden. En onder deze
conditie heb ik mijn werk aan Africa School of Missions opgegeven en de
nieuwe taak op mij genomen. In december 97 zijn wij verhuisd naar de
Prayer Mountain, waar we voorlopig een rondavel betrokken. Kim beloofde
een huis voor ons te laten bouwen. Het duurde niet
lang voordat we er ernstig aan gingen twijfelen of we Gods leiding wel
goed begrepen hadden. We stootten op zo veel in het beleid en de
praktijk van deze zending, dat ons aanleiding gaf tot die twijfel. We
gingen ons zelfs afvragen of we betrokken waren geraakt bij een werk van
God of bij mensenwerk: en of het ten diepste ging om de wil en de glorie
van God, of om die van mensen; om de komst van Gods Koninkrijk of om een
koninkrijk van de mens. Ik zou vele bladzijden kunnen vullen met voorbeelden, maar
het zou niet opbouwend zijn. Dat eerste jaar was zeer moeilijk. Meer dan
eens hebben we overwogen ons te onttrekken. Twee weken voor de officiele
opening van de school, in jan.'99, heb ik zelfs metterdaad mijn ontslag
ingediend. Kim wist me toen ertoe te bewegen mijn ontslag in te
trekken.
Op de dag van de opening waren we
maar wat blij, dat we gebleven waren, Wat een feest was het samen met
vele broeders en zusters uit Korea, Zuid-Afrika en Badplaas onze eerste
groep studenten te verwelkomen. Wat een voorrecht leek het het Evangelie
en ons zelf te investeren in deze
13 prachtige jonge mensen
uit Congo, Malawi, Mozambique, Swaziland, Zuid-Afrika en Korea.
Een van de leden van de uitvoerende raad schreef mij na de opening:
Dick, houd vast aan je visie voor onderwijs, dat gericht is op
het hart. Pas op, dat deze
overgegeven harten (these sold-out hearts) niet geinstitutionaliseerd
worden. Dit moet een unconventioneel college zijn, waar Gods kracht
ervaren wordt, niet bestudeerd. We
zijn begonnen in het diepe besef, dat ons werk alleen maar zin zou
hebben als God met ons zou zijn. Bij de opening heb ik verwezen naar de
geschiedenis van Gods openbaring aan Mozes als Jahweh (Ex.3). Die Naam
was de garantie aan Mozes, dat God werkelijk met hem zou zijn. In ons
handboek schreef ik( ik geef het hier in de nederlandse vertaling):
Het is ons verlangen, dat het karakter van onze school en onze
gemeenschap bepaald zal worden door de tegenwoodigheid van de
levende God. De naam van ons college `IM-MANU-EL' betekent
`GOD-MET-ONS'. Gods
tegenwoordigheid is ontzagwekkend! Mozes moest zijn sandalen van zijn
voeten doen in de tegenwoordigheid van de Heilige God. Toch werd de
brandende braambos niet verteerd. Integendeel, God verzekerde Mozes
ervan, dat Zijn tegenwoordigheid hem in staat zou stellen Israel uit de
slavernij te verlossen. Als we eraan denken hoe enorm de taak is, die op
ons wacht, zijn we geneigd met Mozes te vragen:'wie zijn wij..?' We
weten, dat het bestaan van ons college alleen maar zin zal hebben, als
de levende God bij ons tegenwoordig zal zijn. Want uit Hem en tot Hem
zijn alle dingen, maar ook door Hem. Wij willen dat het college en alles
wat hier gedaan wordt het werk van God en de verwerkelijking van Zijn
plan zal zijn. Wij willen Hem de plaats geven, die Hij verdient. En
daarom willen we als staf en studenten regelmatig in Zijn tegenwoordigheid bijeenkomen om Hem te
eren en Zijn Naam te verhogen met onze lofprijzing en aanbidding, en om
de noden voor Hem neer te leggen, en om naar Zijn Woord te luisteren.
Daar het Woord van God het hart van ons college zal zijn, zal zijn
karakter ook bepaald worden door het karakter van het Woord van God. Het
Woord van God is niet een wetenschappelijk theologisch handboek. Het
Woord van God is altijd het Woord van God! Het is altijd de sprekende
God. Het kan nooit geabstraheerd worden van Hem Die het spreekt. Het kan
nooit `abstract' worden, louter theoretisch, academisch. God en Zijn
Woord zijn niet een object van wetenschap. Hij kan alleen gekend worden
en Zijn Woord kan alleen werkelijk verstaan worden als God Zichzelf
openbaart en de ogen van onze harten opent door Zijn Heilige Geest
(Luk.24:45; 1 Cor.2:10-16; Eph.1:17,18). Ons verlangen is dat de levende
God bij ons zal wonen in het college en dat we HEM zullen horen spreken.
Dat we altijd, wanneer het Woord van God geopend wordt, het diepe besef zullen hebben, dat God aan het Woord is. Dit besef behoren we
niet alleen te hebben in onze persoonlijke stille tijd en de diensten,
maar ook in het klaslokaal. Moge, wat gebeurt in het klaslokaal, zijn
een samen zitten van leraren en leerlingen aan Zijn voeten, met open
harten en verstand., in de houding: `spreek, Heer, Uw knechten, Uw
kinderen, luisteren.' Zo zal het Woord van God vruchtbaar werkzaam zijn
in de levens van de studenten en de leraren. En onze gemeenschap zal
zelf vrucht zijn van het Woord van God. Ze zal erdoor gevormd en bepaald
worden. Ze zal beheerst worden door liefde en nederigheid.
We mogen met diepe
dankbaarheid en eerbiedige verwondering ervan getuigen, dat we in het
eerste schooljaar de vervulling van bovengenoemd verlangen hebben mogen
beleven. En dat terwijl de moeilijkheden die wij hadden binnen de
structuur van deze zending niet afnamen, maar integendeel nog zeer
toenamen, en bij tijden zelfs bijna ondragelijk werden, zodat onze
gezondheid eronder leed. Temidden van dit alles was het
Bijbelschool-gebeuren een oase, waarin onze ziel gelaafd werd met het
goede. Het was werkelijk God-met-ons.
Alle beklemdheid viel van ons af, als we `s morgens vroeg de
school binnenkwamen, waar de studenten al begonnen waren de Heer te
loven. Om de beurt brachten de studenten een boodschap uit de Schrift in
de dagelijkse morgen bijeenkomsten. Ik deed het eens per week. Hun
boodschappen gaven er blijk van dat ze de Heer en Zijn Woord kenden met
hun hart. Dikwijls was de aanbidding zo heerlijk, dat we niet konden
ophouden en doorgingen tot ver na het tijdstip waarop de eerste les zou
beginnen. Maar de les betekende niet het einde van de tegenwoordigheid
van God. Hoe zou dat kunnen
als het God Zelf is Die Zijn Woord spreekt?!
Meer dan eens gedurende 1999 werden we bemoedigd door
buitenstaanders die onze school bezochten, door een opmerking of een
boodschap waarin verwezen
werd naar Gods verzekering
aan Mozes. Zo hadden we een zwarte prediker van de Caribische eilanden
in onze bijeenkomst op een vrijdagmorgen begin augustus. Hij preekte uit
Ex.3 en 4. Het Woord trof ons en de studenten diep. Trouwens die hele
week hadden we al een krachtige werking van Gods Geest ervaren.
Shadrack
In de viering op vrijdagmorgen was
Geoff Malan, de principal van Africa School of Missions, waaraan wij
vroeger verbonden zijn geweest, onze gastspreker. Hij hield een
inspirerende toespraak waarin hij met voorbeelden liet zien hoe machtig
God werkt in deze dagen. En weer gaven de studenten hun getuigenissen.
Bijna allemaal zeiden ze dat ze toen ze kwamen aan het begin van het
jaar, niet wisten waar het eigenlijk om gaat
in het Oude Testament, en dat ze er nooit uit
preekten, maar dat ze het nu liefhebben omdat ze het Evangelie in
het O.T. hebben leren kennen.Dat ze er nu uit kunnen preken. Ik dank God
voor deze getuigenissen. Door Gods genade is mijn onderricht geven in
het O.T. niet vruchteloos geweest. In die
morgenbijeenkomst werd er een tong uitgesproken door Dave, de
`decaan' van de school. De tong werd vertolkt door Geoff Malan. De
inhoud was, dat God zei, dat onze school anders was dan de `gewone' en
niet geleid moest worden volgens menselijk denken. Het zou een moeilijke
weg zijn, maar God zou voor ons uitgaan en met ons zijn op die weg. Alle
aanwezigen waren zeer onder de indruk van de duidelijke wijze waarop God
Zijn zegen had gegeven over de school het afgelopen jaar. Voor mij was
het duidelijk, dat de Heer bevestigd had, dat we op de goede weg waren.
Het stemde me ootmoedig en dankbaar.
Maar diezelfde middag kwamen de
voorzitter van de uitvoerende raad en de decaan met het voorstel om de
school te veranderen in een academisch instituut. Het onderwijs zou dan
hebben te voldoen aan de standaarden die door de regering voor
dergelijke inrichtingen zijn gesteld. De opleiding zou erop gericht
moeten zijn de studenten academische graden te geven, waarmee ze aan
andere academische instituten en in de kerken geaccepteerd zouden
worden. Ik vroeg waaarom men de koers wilde veranderen, nadat God de
school zo duidelijk gezegend had op de weg die we dit jaar bewandeld
hadden. Ik heb getracht aan te tonen, dat de kennis van God en Zijn
Woord niet van academische aard is, maar vrucht van openbaring door de
Geest(1 Cor.2; Ef.1). Ik herinnerde hen eraan, dat ik gekomen was op de
uitdrukkelijke voorwaarde, dat het een niet-academische school zou zijn,
en ik wees hen erop, dat de aanneming van het voorstel zou betekenen,
dat de basis onder mijn roeping aan de school zou weggevallen zijn. Maar
het dagelijks bestuur zette door en nam in een volgende vergadering het
voorstel aan. Aan de leden van de uitvoerende raad werden stembrieven
toegestuurd, waarop zij met een kruisje konden aangeven of ze voor of
tegen het voorstel waren. Ik ontving de stembrief op een donderdag.
Vrijdag moest hij al binnen zijn. In een brief heb ik gesteld, dat m.i.
het voorstel niet voor discussie en stemming vatbaar was, omdat het
inging tegen de duidelijke afspraak, die in 1997 gemaakt was, en die de
basis vormde waarop het werk aan de school begonnen was. Ook heb ik er
nog voor gepleit niet zo'n haast te maken met zulk een ingrijpende zaak,
maar bijeen te komen voor een dag van gebed en bezinning, om de wil van
de Heer Zelf te zoeken in dezen. Maar
maandag kwam het bestuur bij
elkaar, niet voor gebed en bezinning, maar om het resultaat van de
stemming vast te stellen. Vijf leden waren voor, een was tegen het
voorstel. Een stembrief, de mijne, werd ongeldig verklaard, omdat ik
niet een kruisje had gezet. En daarmee was het einde gekomen aan mijn
werk voor de bijbelschool. Nadat ik me onttrokken had, schreef het
bestuur mij een brief, waarin het mij dringend vroeg om te blijven. Ook
wees men mij erop, dat God ons niet had geroepen tot verdeeldheid, maar
tot eenheid en samenwerking in het Lichaam van Christus. Kims houding
was aarzelend. Hij vertelde ons, dat hij met de secretaris was gaan
praten, maar dat die hem
had meegedeeld, dat alle stukken al weggestuurd waren, en dat de klok
niet meer teruggedraaid kon worden. Ook was er al een mededeling naar
alle studenten gestuurd.
Heel dit
gebeuren vond plaats na de aflsuiting van het eerste lesjaar. Van
ontspanning na een intens jaar kwam niets. Ik had me ernstig voorgenomen
in de vacantie de achterstand weg te werken, die ik op verschillende
terreinen had laten onstaan, doordat ik had toegelaten dat al mijn tijd
en energie geabsorbeerd werden door de Bijbelschool. Mijn geweten werd
vooral geplaagd doordat ik de schriftelijke omgang met onze vrienden, en
kinderen en familie, zo verwaarloosd had. Maar voorlopig kwam er van
ontlasting van mijn geweten niet veel. De worsteling om het behoud van
het geestelijke karakter van de school met de voor ons zo
teleurstellende afloop, nam ons dag en nacht in beslag.
Daarbij kwam de worsteling om
Shadrack. Misschien zag de duivel zijn kans schoon, nu alle studenten
weg waren en wij alleen achtergebleven waren op het terrein van de
school. Shadrack woonde bij zijn Moeder en stiefVader, 1 km bij ons
vandaan. In een zondagse dienst, een week na het begin van de vacantie
van onze school, las Shadrack verschillende woorden uit de Schrift voor,
die spreken van de wandel met God in gerechtigheid en gehoorzaamheid.
Hij beleed vastberaden zijn redding en zijn verlangen om zo'n wandel met
God te hebben. Wij waren allemaal verbaasd over de kracht en de zalving
waarmee hij sprak, en over zijn begrip en toepassing van de Schriften.
En we vroegen ons af wat God met hem voor had. Wel, de duivel had ook
zijn plannen met hem nog niet opgegeven. Die middag kwam de aanval. Van
onze kamer uit zagen we Shadrack de weg naar de Bijbelschool afkomen.
Hij waggelde als een beschonkene. Ann belde vlug Don, een lid van onze
gemeente, die 3 km bij ons vandaan woonde. Wij gingen haastig naar
Shadrack, die het hek binnengekomen was, maar toen neergevallen was. Er
was geen teken van bewustzijn. Zijn ogen waren wijd open, maar zagen
niets. Er waren bloedspatjes op zijn borst en nek en op zijn hemd Wij begonnen de strijd in de Naam van Jezus. Af en toe
schokte hij, maar dan was hij weer onbereikbaar. Don kwam ook en streed
mee. Tenslotte kwam Shadrack bij, ging langzaam overeind zitten, en
vroeg: wat is er met me
gebeurd? En toen zei
hij, dat hij nog steeds de Heer Jezus liefhad, en in een gebed, dat
recht uit zijn hart kwam, zei
hij, dat hij zijn vertrouwen stelde op Hem alleen en Hem alleen wilde
volgen. Hij vertelde, dat hij op weg naar ons een figuur was
tegengekomen, die hem wilde wurgen. We brachten hem naar zijn huis. Zijn
Moeder vertelde ons, dat Shadrack's grootmoeder, die toverdokteres was,
tovermiddelen tegen hem gebruikt heeft, toen hij een baby was van een
jaar. De volgende morgen kwam zijn Moeder in grote haast naar ons toe om
hulp te vragen voor Shadrack, die ergens op het pad was blijven steken,
toen hij op weg was naar ons om hulp. We troffen hem een paar honderd
meter verder aan de kant zittend, in grote benauwdheid, niet in staat
adem te krijgen. We traden weer op in de Naam van Jezus. Don kwam weer
en hielp. We proclameerden de heerschappij van Jezus over zijn leven.
Met veel moeite kon Shadrack er tenslotte uitbrengen: Jesus, ik behoor
aan U, Ik ben gekocht met het Bloed van het Lam.
En zo kwam hij uit de wurggreep van de boze. Er trad verbetering
in, en spoedig kon hij weer normaal ademhalen. Shadrack beleed weer zijn
liefde voor de Heer, en toen vergaf hij zijn grootmoeder en zegende
haar, die hem vervloekt heeft. Een paar dagen later zei hij, dat hij de
Heer gevraagd had wat hij moest doen ten aanzien van de misdaad, die hij
gepleegd had vorig jaar, en dat de Heer hem geantwoord had:
lees Matth.10:19,20. In
Shadrack's engelse vertaling staat daar(door mij nu weer vertaald in
nederlands) maar als ze je
arresteren, wees dan niet bezorgd over wat je moet zeggen of hoe je het
moet zeggen. Op dat moment zal het je gegeven worden wat je moet zeggen,
want jij zult het niet zijn, die spreekt, maar het zal de Geest van je
Vader zijn, die spreekt door jou. Shadrack zei, dat hij naar de politie
zou gaan. Maar in de dienst `s zondags lazen we de angst in zijn ogen.
Later stond hij op en vertelde, dat terwijl hij daar zat, hij tegen de
Heer gezegd had, dat hij zo bang was, en dat de Heer toen weer met hem
gesproken had en hem gezegd had Lukas 12:11,12 te lezen. Hij opende de
Bijbel en las het ons voor: dezelfde woorden als in Matth.10:19,20! Wat
een bemoediging! De angst was weg. Don en ik zijn toen met hem naar een
advocaat gegaan. Deze man had nog nooit meegemaakt, dat een misdadiger
zich zelf kwam aangeven uit schuldbesef en berouw. Hij vertelde
Shadrack, dat hij, als hij schuldig bevonden zou worden, levenslange
gevangenis straf zou kunnen krijgen. Shadrack leek geschokt. Maar op de
vraag van de advocaat, of hij door wilde gaan zijn zaak aan het licht te
brengen, zei Shadrack dat hij bleef bij zijn besluit.
Toen gaf hij zijn
getuigenis. De advocaat was diep getroffen. Maar het relaas van Shadrack
deed de advocaat twijfelen of hij de misdaad wel echt gepleegd had. Het
leek hem waarschijnlijker, dat de boze geest deze gedachte in Shadrack
had geplant. Volgens Shadrack had hij zich pas drie weken later
herinnerd dat hij het meisje vermoord had.
Ook dat hij meteen nadat hij het gedaan had, was teruggegaan naar
de plek van de moord, maar dat Drako blijkbaar het lichaam weggenomen
had. Hij had de volgende dag geen bloed op zijn kleren.
Als hij werkelijk haar keel had opengesneden, zou het bloed eruit
gespoten zijn en als hij zijn mond aan haar keel had gezet,
zou hij onder het bloed geraakt zijn. M.a.w. de advocaat dacht,
dat Shadrack aan wat de psychiatrie `hallucinaties' zou noemen had
geleden. Shadrack gebruikte ook marihuana. Begrijpelijkerwijs kon
Shadrack die zo lang geleefd had met het kwellende besef dat hij die
vreselijke misdaad gepleegd had, de gedachte van de advocaat, dat het
allemaal niet waar was, niet zomaar aanvaarden.
De advocaat is gaan onderzoek instellen, en het bleek, dat er in
die bepaalde tijd in dat bepaalde gebied niet een misdaad van dit
karakter gepleegd is.
Nog was de strijd niet over: aan de
avond van die zelfde dag heb ik uren naast hem aan de kant van de weg
gezeten, omdat hij zich wilde van kant maken. Tenslotte kon ik hem ertoe
bewegen met mij naar de bijeenkomst van de huiskring te gaan, die niet
ver vandaar, in Dons huis, gehouden zou worden. Tijdens de lofprijzing
kwam Shadrack er doorheen, en begon hij mee te bidden en te zingen.
Satan heeft ook geprobeerd hem terug te laten vallen in zonde:
verslaving aan drugs en alcohol. Maar
de Heer heeft niet verlaten wat Zijn hand begonnen was. Jezus is
Overwinaar. Dat heeft Hij getoond elke keer als we in hevige strijd
gewikkeld waren. En sinds Shadrack dagelijks om 7 uur bij mij is gekomen
om samen met mij aan het
begin van de dag zijn kracht in Jezus te vinden, hebben wij hem zien
groeien in zijn verhouding met de Heer, en is er stabiliteit gekomen in
zijn wandel met Hem.
In december zijn we gaan
omzien naar een andere woongelegenheid en die vonden we: een oud
boerenhuis, 3 km van Badplaas. De eigenaar is een zwarte man, Nelson
Shabangu. Hij woont in een dorp twee uur hier vandaan. We voelden ons er
onmiddellijk thuis. Mensen van onze kleine gemeente hebben ons geholpen
te verhuizen met hun bakkies(auto's met een canope voor twee personen en
een open achterstuk). Van ons huis af zien wij op de top van een heuvel,
plm. 2 km van hier, het
grote kruis, dat de eigenaar van het vacantieoord Deo Volente daar heeft
opgericht. Van mijn studeerkamer uit zie ik het `s avonds stralen in de
donkere nacht. We noemen ons huis Ngasesiphambanweni. Dat betekent `Aan
de voet van het Kruis'. Wij willen ons leven leven aan de voet van het
Kruis, in het licht waarvan
er geen plaats is voor alle roemen in mensen. Alleen maar voor roemen in
de genade van God in Christus Jezus. Toen we het grote huis zagen,
bedachten we onmiddellijk dat het geschikt zou zijn om mensen te hebben
voor korte seminaren. Er wonen vele duizenden zwarte mensen in deze
omgeving. We zouden leiders van zwarte kerken en secten onderricht
kunnen geven in Gods Woord, zoals we dat in de Makatini-vlakte gedaan
hebben.
Maar we zijn hier in de eerste
plaats gekomen met de gedachte, dat we een tijdje van rust nodig hadden.
Lichamelijk, maar vooral rust
in de Heer en groei en verdieping van onze gemeenschap met Hem. We
hebben geen nieuwe plannen gemaakt. We wilden
niet een nieuwe bediening voor ons zelf creeren. We wilden
wachten op God.
Ondertussen gingen we wel door met
dingen die de Heer ons gelaten had. Bijvoorbeeld de begeleiding van Shadrack. Ik wilde Shadrack
niet aan mij binden alsof ik persoonlijke rechten op hem had.
Shadrack had de vrije keuze om te vragen aan de nieuwe directeur
(de vroegere decaan) of hij student aan de Bijbelchool mocht zijn .Het
kost R 10.000. Shadrack had geen cent, maar ik had gehoord, dat de
principal gezegd had tegen iemand, dat als Shadrack extra werk kon doen
in de groentetuin, men hem misschien zonder schoolgeld zou kunnen
accepteren. Maar Shadrack zei, dat de Heer hem naar mij gestuurd had en
vroeg me of ik hem wilde
blijven onderrichten. (Achteraf blijkt trouwens, dat hij geen student
had kunnen worden, want een nieuwe student uit de Makatini is
teruggestuurd, omdat hij geen diploma van de highschool had. Shadrack
heeft dat ook niet. Toen hij in 1996 door die boze geest in beslag
genomen werd, heeft hij de school verlaten in standard 7. De highschool
heeft 10 standaards.) En zo stond Shadrack nog steeds elke morgen om 7
uur voor onze deur. Dan had
hij al de 8 km van zijn huis naar het onze gerend.
Maar sinds begin maart woont hij bij ons op de boerderij,
samen met Cry, een andere jongeman. Elke morgen geef ik hun
onderricht uit de Bijbel. Ann
leert hun typen en het gebruik van de computer. Cry werkt voor Shabangu,
en Shadrack werkt in onze grote tuin. Jezus leerde zijn discipelen in de
dagelijkse omgang met hen. Het
is ons verlangen, dat Cry en Shadrack leren discipelen
van Jezus te zijn in de dagelijkse omgang met ons. Moge de Heer
meer en meer alles in ons worden, zodat Zijn kracht door ons heen in hen
kan werken.
Onlangs waren we met onze
Bijbelstudie toe aan Gen.17: dat de Heer de namen Abram en Sarai
veranderde in Abraham en Sara. En dat hun zoon de naam Isaac moest
krijgen. De namen in de Bijbel hebben
net zoals de namen van de Zulus een betekenis. Toen kregen we het
erover, dat de namen van Daniel en zijn vrienden in Babel veranderd
werden in heidense namen, en dat Shadrach eerst Hanan-Jah heette, wat
betekent `Jah(weh) is genadig'. Toen besloot Shadrack zijn naam te
veranderen in Hananjah, want-zei hij- de Heer is mij zo genadig geweest.
Cry besloot de naam Isaac aan te nemen. `Cry' betekent `huilen',
maar `Isaac' is van de stam `lachen'. Hananjah ontmoette onlangs zijn
vroegere onderwijzer, uit de tijd toen hij de school vanwege zijn
bezetenheid moest verlaten Deze vroeg hem hoe het met hem ging.
Toen vertelde Hananjah hem wat de Heer voor hem gedaan had, en
ook legde hij hem uit wat het is om echt de Heer te dienen. Hij
gebruikte het voorbeeld van Abraham. De man was zo getroffen, dat hij
zijn fles bier, die hij in de ene hand had, neerzette, en ook zijn
cigaret, die hij in de andere hield, neerlegde. Hij zei, dat hij een
afspraak met Hananjah zou maken om de leerlingen van zijn school te
komen toespreken. Dat was zeer nodig, zei hij,
omdat ze in losbandigheid leven.
Intussen moeten we nuchter en
waakzaam zijn. Hananjah is geen geestelijke krachtpatser. Hij is niet
ons vlaggeschip. Hij is net als ik en jullie allen een zwak mens, die
alleen maar sterk is, zolang hij leeft in dagelijkse gemeenschap met de
Heer, van stap tot stap in geloof, in nederige overgave aan de genade
van God in Christus. Als hij dat niet doet,
is zijn vlees hem zomaar te sterk. Dat hebben we al gezien. Zoals
het ook met ons het geval is. En-niet te vergeten- dan is de vijand hem
zomaar te sterk. Want de strijd gaat niet maar tegen vlees en bloed,
maar tegen de duivel en
zijn horden terroristen, vanwie drako er slechts een was. We geloven,
dat Hananjah machtig door de Heer gebruikt kan worden. Maar alleen als
hij zich voortdurend steekt in de volle wapenrusting.
Dat weet de vijand ook. En dat wil hij voorkomen, want hij, de
mensenmoordenaar, heeft nog steeds zijn boze plannen met Hananjah. Dit
klinkt alarmerend. Maar daarom is er de aansporing voor Hananjah en voor
ieder kind van God: Gij
dan, mijn kind, wees krachtig in de genade in Christus Jesus (2
Tim.2:1). En de rijke
bemoediging: als God
voor ons is, wie zal tegen ons zijn?... In dit alles zijn wij
meer dan overwinnaars door Hem, Die ons heeft liefgehad. Want ik
ben er zeker van, dat noch ..engelen noch machten..noch krachten..noch
enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, welke
is in Christus Jezus, onze Heer (Rom.8:31-39).
En 2 Kor.1:8-11: ..Hij heeft ons uit zulk groot doodsgevaar verlost op Hem hebben wij onze hoop gevestigd, dat Hij ons ook verder
verlossen zal, terwijl ook gij ons te hulp komt met uw voorbede..
Verder zijn wij volop betrokken bij
het leven van onze kleine plaatselijke gemeente. Het is fijn om daarbij
te behoren. De diensten zijn vrij. Ik bedoel, dat er geen vast patroon
is. Maar dat betekent niet dat er wanorde is. De Geest leidt zoals Hij
het nodig vindt. De broeders en zusters dienen elkaar met de gaven die
Hij aan hen heeft gegeven. We maken onze noden en problemen aan elkaar
bekend en we bidden voor elkaar. De Heer geeft ook specifieke woorden
van opbouw en bemoediging: een profetie en een tong en een uitleg. Ik
mag elke zondag de Schrift openen. In elke samenkomst gedenken we de
dood van de Heer bij brood en beker. Elke vrijdagavond en -nacht is er
bij ons thuis een bijeenkomst voor gebed. We zijn ons ervan bewust, dat
we in een geestelijke strijd gewikkeld zijn tegen de machten van de
duisternis die in dit gebied heersen. Ook bidden we voor de komst van
Gods Rijk in de wereld en noden van individuen, die ons bekend gemaakt
worden. Onze gemeente komt nu weer bijeen in Deo Volente, net zoals
vroeger. Een verdrietig ding is, dat de studenten niet meer komen. Vorig
jaar maakten ze zo van harte deel uit van de gemeente. Dit jaar zijn ze na hun terugkomst van vacantie twee keer
geweest, maar sindsdien heeft Dave, de decaan, een nieuwe gemeente
geplant in Badplaas. Daarheen neemt hij de studenten.
Het heeft ons tijd gekost over het
verlies van onze bediening aan de Bijbelschool
heen te komen, na het wonderlijke jaar, dat we er gehad hebben.
Bovendien was er een bizondere band gegroeid tussen de studenten en ons.
Ze noemden Ann `Mum Ann' en mij `Uncle Dick'. Toen we hen weer zagen na
de vacantie, zijn er wel een paar tranen gevallen. Ik moet eerlijk
bekennen, dat het geen gemakkelijke les was(is): te leren lopen in de
voetstappen van Jezus(1 Petr.2:21-25; 3:8.9). Maar al betreurden we
het gebeurde erg, toch geloofden we dat de Heer er iets goeds uit
zou doen voortkomen. Het verhaal van Jozef troostte ons. Gedurende de
vele jaren van lijden, zal hij zich vast en zeker wel eens vertwijfeld
hebben afgevraagd of God zijn leven nog wel leidde.
Pas 22 jaar nadat zijn broers hem verkocht hadden naar Egypte,
kreeg hij het antwoord op zijn waarom? Toen kon hij zelfs tegen zijn
broers zeggen: `jullie zijn het niet, die mij hierheen gezonden hebt,
maar God !'(Gen.45:5-8). Ik verwachtte niet, dat de Heer ons 22 jaar zou
laten wachten-d.w.z. tot mijn 85ste-,
voordat hij ons een nieuwe taak zou geven. Hoewel
kijk eens in Jozua 14:10-12 ! Maar dat Hij al zo spoedig een
nieuwe deur zou opendoen, voor ons beiden, hadden wij niet verwacht. Wat
is die deur? Drie weken geleden kwam Jan
Otto, de oprichter van Radio Alpha,
bij ons op bezoek met het verzoek of
Ann en ik ieder een
programma voor de radio zouden
willen verzorgen. Deze omroep is opgericht met de bedoeling om het
Evangelie uit te zenden in een wijd gebied rondom Badplaats met een
potentiaal van 1 millioen luisteraars. Hoevelen daarvan zullen
binnenkort sterven door Aids of als slachtoffer van geweld?! Het was een
gebedsverhoring, dat Radio Alpha onlangs een vergunning kreeg om 24 uur
per dag uit te zenden. De vergunning geldt voor 4 jaar! En dat terwijl
andere nieuwe stations een vergunning gekregen hebben voor slechts een
maand of een jaar, en bestaande Christelijke stations hun vergunning
ingetrokken zagen. Gedurende de maand april is Radio Alpha al dagelijks
in de lucht geweest met proefuitzendingen. Van 1 mei af beginnen de
officiele uitzendingen van 24 uur per dag. Ann mag elke week een
programma aanbieden in engels, waarin zij zelf de gelegenheid heeft een
Evangelie- boodschap te brengen. Aan mij vroeg Jan of ik dagelijks een
Bijbellezing van een half uur in Zulu wil geven, vooral gericht op de
leiders van de kerken en secten in dit gebied. Velen van hen kennen het
Woord van God niet echt. En daarom kunnen zij de mensen niet de Stem van
de Goede Herder laten horen. De Heer is bewogen over de massa's die nog
gevangen zitten in de verering van de geesten van de doden, of misleid
worden door nieuwe ideologieen, waarin het heil verwacht wordt van de
Mens, en waarin geen plaats is voor het Kruis van Christus.
Toen we Jans verzoek ontvingen, waren we verbaasd en dankbaar
voor deze nieuwe open deur voor ons.
Maar het is vooral een nieuwe wijd-open deur voor het Evangelie.
Wat een gouden gelegenheid
om velen te bereiken met het Evangelie! En wat een voorrecht, dat
de Heer ons daarvoor wil gebruiken! God heeft toch Zijn hand nog op ons
leven. De ene deur is wel dichtgegaan, maar een andere is opengegaan.
Moesten we wellicht hiervoor naar Badplaas komen? Inmiddels heeft Ann al
drie keer een programma aangeboden. Haar boodschappen waren geinspireerd
en harten treffend. Jan vroeg of ze voortaan elke dinsdag een programma
van drie uur wil aanbieden. Ik zal D.V. beginnen in juni. Het is een
zware opgave om elke dag een half uur in Zulu klaar te krijgen. Ik heb
de laatste jaren onder grote druk en spanning gewerkt. Het zou niet goed
zijn dat weer te doen. Ik wil eerst uitvinden hoeveel ik aan kan. Daarom
zal ik beginnen met twee
keer week per week een Bijbellezing van een half uur. Dat kan D.V. later
een dagelijkse uitzending worden. Willen jullie bidden om Gods zalving
op deze programmas? Ook ten aanzien van deze nieuwe opdracht vragen wij:
`wie zijn wij, dat wij..' Ik heb zelfs gezegd: `och Heer,..ik ben zwaar
van mond en zwaar van tong,
vooral in Zulu.' Maar als dit inderdaad een opdracht van de Heer is, dan
geldt ook voor mij: `Ik zal met je mond zijn en je leren, wat je spreken
moet.' Zie Ex.4:10-12.
|
|