|
“Andrew Murray (1828-1917) werd in Zuid-Afrika geboren in een gezin
van een Schotse zendeling. Zijn theologische opleiding kreeg hij in
Schotland en Nederland. In Utrecht had hij een geestelijke ervaring die
hij altijd als zijn wedergeboorte heeft beschouwd. Op twintig jarige
leeftijd keerde Andrew terug naar Zuid-Afrika waar hij aangesteld werd
als predikant in de Nederduits Gereformeerde kerk. Na een aangrijpende
ervaring waarbij hij op Goddelijke wijze genezen werd van een ernstige
keelziekte en vervuld werd met de Heilige Geest, begonnen er tal van
boeken uit zijn pen te vloeien.”
Hebreeën 3:12 Ziet toe, broeders, dat bij niemand uwer een boos,
ongelovig hart zij, door af te vallen van de levende God. (Ziet toe,
broeders! dat niet te eniger tijd in iemand van u zij een boos,
ongelovig hart, om af te wijken van de levende God St.Vert.)
Het hoofddoel van de zendbrief is ons tot geloof te roepen. Hij zal
ons aantonen welk een vaste grond wij voor het geloof hebben in het
Woord en de eed van God en in de persoon en de kracht van onze hemelse
Hogepriester. Hij zal ons laten zien, dat het ongeloof de oorzaak is van
alle afwijking van God, van het missen van Gods beloften en Gods rust;
dat het geloof in alle eeuwen de enige kracht was, waardoor Gods volk
geleefd en gewerkt heeft. Hij heeft reeds gesproken over het vasthouden
van onze vrijmoedigheid en de roem der hoop; hier gebruikt hij het woord
geloof voor de eerste maal in de waarschuwing om te waken tegen een
'boos en ongelovig hart'.
'Een boos, ongelovig hart' — let toch op de uitdrukking. Het ongeloof
is een boos ding: een ongelovig hart is een boos hart. Zovele mensen,
zelfs christenen, spreken van het ongeloof als een zwakheid, als iets
waaronder zij zuchten, waaraan zij niets kunnen doen. Dit is geheel
verkeerd en zeer schadelijk. Wanneer ik iets moet doen waarvoor ik te
zwak ben, dan kan niemand mij dat kwalijk nemen; ik heb er de kracht
niet toe. Dit is wat men van het ongeloof denkt; men klaagt er over,
zonder zich in het minst te schamen; zonder zich er ernstig op toe te
leggen om er uit te komen; men verontschuldigt zich met de gedachte: ik
ben te zwak om te geloven! O, dat toch elk van mijn lezers zal verstaan,
dat een ongelovig hart een boos hart is en bijtijds zal willen horen
naar de waarschuwing: 'Ziet toe dat er niet te eniger tijd, niet voor
een enkel uur, in u zij een boos, ongelovig hart, om af te wijken van de
levende God'. Het ongeloof komt voort uit de boosheid van het hart.
Waarin bestaat de boosheid van het ongeloof? Het is door het geloof
dat wij God kennen, God vertrouwen, ons aan God hechten. Het is door het
geloof dat wij met en in God leven. En dit is de boosheid van het
ongeloof: ons hart raakt in de wereld zo verduisterd, dat wij God
vergeten, zijn nabijheid niet genieten, niet werkelijk met Hem verkeren.
Wij behouden wel een gedachte aan God, een inbeelding van vertrouwen op
Hem; maar het levend vertrouwen en de levende, zalige omgang met Hem als
de levende God, die Zich in zijn liefde aan ons bekend maakt, daar weet
het ongelovig hart niets van. Het is een boos, ongelovig hart, dat
afwijkt van de levende God.
Wat een schade! En wat een schande! O, die levende God is zulk een
heerlijk Wezen, die tot ons nadert om in zijn eeuwige liefde en almacht
Zich aan ons bekend te maken, en ons in Christus de toegang geeft tot
zijn hart, zijn vriendschap, zijn zaligheid. Als de christen zich wil
laten leren, dan wil Hij — want Hij is niet een dode, maar een
levende God — Zich op onbegrijpelijke wijze krachtdadig en werkelijk aan
hem bekend maken. Hij wil als God van het hart bezit nemen en het maken
tot de werkplaats van zijn Geest, tot de woning van zijn Zoon, tot de
tempel die Hij met zijn heerlijkheid wil vervullen! Het is de waarheid.
Hij wil dit doen. En al wat Hij vraagt is dat de ziel in stilheid en
vertrouwen tot Hem zal opzien; Hij, als de levende God, zal het doen.
Wij hebben slechts te geloven dat Hij het doen zal naar zijn woord; in
dat geloof ons af te scheiden van de wereld en onze eigen wil op te
offeren; in dat geloof Hem te aanbidden en op Hem te wachten: Hij zal
het doen. O, is het niet een boos ding, dat ongelovig hart; waardoor wij
God, de levende God, die oneer, en onszelf die schade aandoen dat wij
van Hem afwijken en van verre blijven.
Iemand zegt: Wist ik maar hoe ik van dat boos, ongelovig hart bevrijd
kon worden. Gods Geest zegt: Zie toe, dat het niet in u zij! Geef het
geen plaats. 'Gelijk de Heilige Geest zegt: Heden, indien gij zijn stem
hoort'; neem op dit ogenblik het besluit om dat boos, ongelovig hart in
u niet te verdragen. Begin dadelijk het geloof dat u in God hebt, te
beoefenen; het is de enige weg tot meer geloof. Begin onmiddellijk, en
neem tijd om met God te verkeren, en te zeggen: Mijn God! Van ganser
harte geloof ik in U.
|
Hoewel het nieuwe verbond is gekomen leven toch
vele christenen nog gedeeltelijk onder het oude. Zij zetten een nieuwe lap
op een oud kleed. Zij nemen Christus aan maar houden daarbij vast aan het
beginsel van het oude verbond; met eigen strijden en waken willen zij het
geloof aanvullen; zij denken aan Christus als Aaron, met zijn werk op
aarde. Zij hebben weinig kennis aan Hem als Melchizédek, aan de
rech-terhand Gods, die alles voor ons doet in een hemelse kracht. Wat God
van Israël zegt onder het oude verbond: 'Zij zijn in mijn verbond niet
gebleven', is bij hen waar onder het nieuwe. Omdat zij het oude ermee
mengen, omdat zij de hemelse kracht van hun Hogepriester niet verstaan,
vinden zij de kracht niet om in het verbond te blijven.
Jezus, de Bedienaar van het hemelse heiligdom, is tevens de Middelaar van
een beter verbond geworden. Omdat Hij als Borg bij God in de hemel alles
volkomen in orde heeft gemaakt, kan Hij, als Bedienaar aan ons van de
genade van het heiligdom, ook bij ons in het hart alles wel maken, zodat
wij in Gods verbond kunnen blijven.
|
Nieuwsbrief
Als je op de hoogte gebracht wilt worden van
nieuwe artikelen, audio en andere wijzigingen, kun je je naam en
e-mailadres aan de verzendlijst van de nieuwsbrief toevoegen met
onderstaand formulier:
Afmelden is net zo eenvoudig: klik
hier voor het
formulier.
Klik
hier
voor de laatste nieuwsbrief.
|
Waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig
geworden, opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de
genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwige leven door Jezus
Christus, onze Here'
Rom. 5:20,21
Hoe weinig wordt dit woord verstaan of geloofd. Dat de zonde toenam,
dat weten we al te goed. Maar hoe weinig wordt het geloofd dat 'de genade
meer dan overvloedig is geworden' en ons in staat stelt om over de zonde
te heersen. En juist dat geloof is noodzakelijk om tot het overvloedig
leven in Christus te komen.
|